1167

hebben verkocht, dan zou Jakob er zeker één genomen hebben. Het was een keurige, nette, gehoorzame, goede jonge man waarvoor gedacht werd. Hijzelf hoefde niet na te denken. Hij was keurig aangekleed volgens de laatste mode. Er lag altijd een brede glimlach op zijn gezicht, en dat terwijl zijn broer de huilende in de wildernis was, zoals Jezus en Jeremia. Het kon Jakob niet deren. Jakob was een bedrieger. Daar leefde Jakob voor. Natuurlijk zien we in het latere leven van Jakob dat deze stadse houding werd rechtgezet op Pniel, waarin hij in gevecht was met God, en hij moest werken, hard werken, voor elke cent en ieder bezit, en werd zelf ook bedrogen. Uiteindelijk begon hij Ezau meer en meer te begrijpen, en uiteindelijk ontving hij de betraande kus van Ezau, en was een veranderd mens, een mens die ook Ezau in zich droeg en het koesterde als zijn laatste bezit. Aan het einde van het verhaal had Jakob het sheda systeem overwonnen. Wij kunnen het sheda systeem alleen overwinnen door onze tranen, door de rebelse tranen van Ezau, door terug te keren tot de wildernis, waar deze rivier van tranen stroomt. Soms is het geen tijd om nederig te zijn, maar moeten we woest zijn en rebels, anders hebben we deel aan de zonde van het sheda systeem. De mens moet breken met de stadse heks, Kakia, en breken met het sheda beest waarop zij rijdt. Dit is geen echt beest, maar een nagemaakt beest. Het is een machine, waar heel veel aan mankeert. Er is dus hoop voor de mensheid. Sheda zal altijd de meerderheid volgen, maar valt de eenling aan. Sheda weet het altijd beter, en laat zich nooit ompraten. De heks, Kakia, rijdt op haar beest. Een hele stoet volgelingen achter haar aan. Maar Jakob en Ezau volgen haar niet. Zij hebben elkaar omarmd en elkaar gekust. Zij huilden in elkaars armen en verzoenden zich met elkaar. Ook voor ons ligt deze boodschap : 'Gaat uit van Kakia, ga uit haar weg, opdat gij geen deel hebt aan haar zonden en aan de plagen die over haar zullen komen.' Dit houdt dus tegelijkertijd in dat we niet met haar hondje, Sheda, moeten spelen. Met huid en haar zal dit hondje ons opvreten als we te dichtbij komen. Kakia laat graag haar hondje zien. In de nacht is het een groot beest waarop zij graag rijdt. Dan gaat zij naar de zee, met een heleboel doodse volgelingen. Allen dragen zij maskers. Zij zijn in een grote oorlog, om uw en mijn ziel. Wee de aarde en de zee, want Kakia is tot hen nedergedaald. Zij is hevig opgemaakt met giftige parfum. Met Sheda is zij op weg naar een vervroegd pensioen. Ook als jonge vrouw heeft zij haar oma knotje al in. Haar haar mag niet door de war gaan. Zij staat de hele dag voor haar spiegel, en kucht, want zij is de allerschoonste, en wat zijn de anderen lelijk en vies. Het is altijd weer de ander. Het spiegeltje van Kakia liegt, zoals haar hondje Sheda, de kleine klikspaan. Alles werd geraporteerd, zelfs de kleinste dingen. En zij liegen, liegen, zoals Jakob eens deed. En zo komen wij tot een bitter kruis van Ezau in de natuur, een kruis van rebelse tranen, van oorlogstranen. Ezau was de bedrogene, zoals wij ook bedrogen werden in deze wereld, door de stad. De stad spiegelde alles verkeerd voor, omgedraaid. Wat wit is was zwart, en wat zwart is was wit. Sheda draaide alles om. Ezau werd erdoor verpletterd en was meer dood dan levend toen hij uiteindelijk weer in de wildernis kwam. Hij wist dat hij toen dieper dan ooit moest, want Sheda was naar hem op jacht, door Kakia uitgezonden. Hij moest op zijn hoede zijn. Sheda kon achter elke boom zitten. Hij moest oppassen met wat hij at, oppassen met wat hij dronk. Elke stap kon de laatste zijn. Ook Ezau moest tot Bakkah gaan, tot Mekka, waar Ishmael een schuilplaats had gebouwd, samen met Abraham. Dat is de islam. Laten we daarom nu het nog kan de islam met het christendom verzoenen, want er zal een nacht komen waarin niemand nog kan werken, zoals Jezus sprak, en die nacht wordt ook in de islam besproken. Het is niet iets voor de meerderheid, maar iets wat in jezelf moet gebeuren, en dan zal vanzelf het overblijfsel getoond worden. Dat zijn de sleutelpersonen voor je leven, die een archetype ergens van

1168 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication