1245

maar te protsen. 'Kijk naar mij, kijk naar mij.' Daarom was Schopenhauer pessimistisch, om zichzelf tegen dat soort types te beschermen. Hij deed niet mee met het valse optimisme van de onoplettende mensheid om zich heen. Daarom stond hij alleen, en daarom werd hij een belangrijk fundament in de filosofie van Nietzsche die net na hem kwam, allemaal in de jaren 1800. Op dat pad was de wil dus een gevaarlijke vijand, en de wil die rebelleerde naar de kennis had een heel leger van naïvelingen opgericht om de natuurkennis aan te vallen. Dit is een gebrek aan oordeelsvermogen, stelde Schopenhauer, als de definitie van naïviteit. De wil oordeelt dus heel snel, ook al vliegt het uit de bocht, terwijl de kennis juist heel voorzichtig oordeelt, omdat er zoveel fijne nuances zijn in de werkelijkheid. De kennis remt altijd weer af, en bouwt zo het diepere natuurvermogen van getoetst oordelen, en het oordeel begint altijd bij het zelf, wat ook een christelijke stelling is, maar waarvan de kerk is afgeweken. Als je heel diep in jezelf gaat kom je uiteindelijk ook weer bij de ander terecht, maar dan op de juiste manier, als het spannen van een boog. Je kan je niet voor altijd alleen maar terugtrekken met jezelf, want op een gegeven moment is de maximale spanning van de boog bereikt en kan het niet verder naar achteren gestrekt worden, en dan schiet de pijl, recht op zijn doel af. Zo oordeelt de natuur, vanuit de diepere kern-kennis, vanuit de wilsverloochening. Maar met oordeelsvermogen heeft Schopenhauer het ook over het onderscheidingsvermogen. De mens moet leren tussen dingen door te kijken, achter dingen te kijken. De mens moest de werkelijkheid niet kapotmaken door de krachten van de wil er op los te laten. De wil verdraait alles, maakt van alles een rotzooi. De wil wil alles snel en niet diep, dus is er een overhaaste pseudo realiteit van de ratten, een illusie, een valse droom. De mens moet dus eerst weer vertragen om terug te keren tot de natuurkennis. Schopenhauer kwam tot de conclusie dat rovers het orgaan van kennis uit de mens hadden geamputeerd en wil ervoor in de plaats hadden ingespoten. Zo werd de mens geestelijk zwaar invalide. De wilszuchtige mens vierde dit als een overwinning over de kennis. De mens verkoos theater boven de natuur, oftewel een nabootsing, en raakte zo zijn benen kwijt. De mens liep liever op krukken. De mens houdt van schijn en bedrog, stelde Schopenhauer. Altijd maar weer worden er willekeurige gegevens verschaft aan de mens, en de rest wordt achtergehouden. Schopenhauer kreeg in de gaten dat de waarheid altijd door een achterdeur naar binnen kwam als bijkomstig gevolg van een bijzaak, van een misvatting. Zij die met doelen bezig zijn en bewijsvorming komen altijd bij die deur uit, omdat alle andere deuren gesloten worden. Maar de wilszuchtige mens schiet langs het doel heen en vliegt overboord. De mens was bedrogen door de zintuigen, maar er lag dus iets diepers in de mens te slapen wat moest ontwaken. Aristoteles stelde dat de kennis die ons tegelijkertijd zegt dat iets is en waarom iets is is veel genuanceerder en uitmuntender dan de kennis die het dat en het waarom van elkaar gescheiden leert. De wil draagt nooit verantwoordelijkheid, en legt het waarom niet uit, rafelt alles af, en houdt het bij het dat. Schopenhauer stelt dat het dat en het waarom moet samenvallen. Dat is wat de ware kennis doet. Het is mentale marteling dat de wil van de mens het dat oplegt aan de mens, zonder het waarom uit te leggen. Schopenhauer ging zo demonstratief op dit belangrijke Aristoteliaanse fundament staan, waarop hij zijn schip bouwde. Je moet dat wat je zegt kunnen onderbouwen, anders kun je beter je mond dichthouden. Vaak in mijn leven heb ik aan mensen gevraagd die mij een oor probeerden aan te naaien : Kun je dat eens wat helderder uitleggen en onderbouwen. Vaak werd het dan geheel stil, want ziet u : zij werden voortgedreven door hun eigen wil, niet door daadwerkelijke getoetste kennis van zaken. Dit is overigens wat bij anderen het bloed onder de nagels weghaalt. Zulke mensen staan in machtsposities, en wensen geen tegenspraak. Het zijn geen ware onderwijzers, maar dictators. Heel veel dictators verschuilen zich achter het woord familie of beroepsmatigheid, alsof daarmee alles gezegd is. Of ze verschuilen zich achter een meerderheid, wat dus allemaal drogredenen zijn. Schopenhauer stond recht voor dit meerkoppige beest van

1246 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication