1265

ook dat er een grotere eenheid is wanneer er een grotere verscheidenheid wordt toegestaan die elkaar ondersteunt. We zien hier ook de beginselen van een zeer divers natuur-communisme, die juist beter werkt door grotere verscheidenheid. Alles kan alleen in de juiste samenhang bestaan, in relatie tot (A683 / B711). Kant stelde dat juist in de grotere eenheid door de grotere verscheidenheid het doel zichtbaar zou worden. Kant stelt dan ook dat we de grootste eenheid moeten nastreven. (A676 / B704) Zo kan de rede zich als een bol loswrikken van elke valse grond. Kant stelde dat als er zo'n grote verscheidenheid is gekomen dat er niet meer de minste gelijkenis zou zijn, dan zou daarmee ook het klasse systeem niet kunnen bestaan. (A653 / B681, A654 / B682) Hoofdstuk 17. de kantiaanse exodus Hegel (1770-1831), die min of meer door Kant was beinvloed, stelde in zijn belangrijke werk 'Femonologie van de geest' (1807), wat een vervolg is op Kant's basis boek 'Kritiek van de Zuivere Rede' (1781), dat tijd, alhoewel rusteloos en vloeiend, is ook tegelijkertijd de rust van de uitgebreidheid, als een metafoor van het onderscheidings vermogen van het denken. Tijd moet omgezet worden in begrippen. Tijd is leegte, voorwaarde, maar die moet verdiept worden. Tijd zweeft boven de wateren. De natuur, stelt Hegel, de tijd en de beweging, brengt het weten voort en zo het zelfbewustzijn, die gesplitst is in negativiteit, wat een reflectie is, als een onderscheidingsvermogen, en dit kan alleen het ik zijn door anders te zijn, en juist door het opheffen van het zelf is het het zelf. Hij stelt het in hoofdstuk 8, das abolute wissen, het absolute weten. Hij stelt dat deze zuivere negativiteit het splitsen is, en het begrip zelf, het zichzelf opheffende. Ook stelt hij dat het negatieve een abstractie is. Juist opdat het zich splitst is het het zuivere begrip. De materiële werkelijkheid is het ware leven niet. De materiële wereld is het grootste bedrog ooit. De mens wordt in een roes gehouden. Toch moet de mens door deze wazen de weg proberen te vinden. Drie jaar na de dood van Kant kwam Hegel met zijn femonologie van de geest als de aanvang van een nieuwe eeuw, de jaren 1800 (1807). Dit werk kwam om het werk van Kant te verdiepen. Kant was overleden en Hegel was opgestaan als zijn opvolger. Hegel stelt dat hoe meer contexten de mens gaat zien, hoe dieper de mens in het geestelijke wordt getrokken, terwijl de materialistische mens alles veruitwendigt en steeds meer in het uitwendige wordt getrokken en allerlei dingen vals voorstelt en zo ook het tegengestelde ervan wordt. De mens van de contexten wordt dus steeds geestelijker. Dit is in het kort waar hoofdstuk 8 over gaat.

1266 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication