1290

Sanskrit : dharma Pali : dhamma Oer : name Telkens weer merk ik dat ik in de natuur cycles terugkeer tot mijn vak theologie, als geestelijke wetenschap die alles verdiept. Het kan medicinaal zijn. Als ik de boeddhistische canonieke geschriften uit India lees dan vindt ik ze prachtig, en dan kan ik de oer-theologie van Name er doorheen zien. In principe moet het allemaal terugvertaald worden tot het oer, dus deze teksten dolen vaak rond als wezen, maar ik kan vanwege mijn achtergrond en studie zoveel van de oorspronkelijke Nameïtische theologie in terug zien, van de geschriften van Name. Ik ben me ervan bewust dat er een grote reformatie moet plaatsvinden in het boeddhisme. Het boeddhisme is in sommige plaatsen zo vastgegroeid, zo orthodox geworden, ook als een markt is geworden. Maar het heeft dus groot potentieel. Ik kijk er altijd met gemengde gevoelens naar, zoals ik ook naar het christendom kijk. Er moet een reformatie komen. Deze reformatie moet in onszelf plaatsvinden. Het is voor de eenling, niet voor de grote massa's. We hoeven geen popie jopie te gaan spelen. Het is iets persoonlijks. Name strijdt tegen de menselijke wil, om zo vanuit de hogere rede de richting te veranderen. Dat is ook het werk van het boeddhisme, om de wil uit te doven, opdat de mens komt tot de hogere leer, door de leegte, door het minderen. Het minimalisme leidt dus tot logistiek. Zo heeft de mens een doel, een richting. De mens kan zo ergens voor vechten, kan zo ergens voor staan, anders zal de mens voor van alles vallen. Het gaat dus om het kennen, niet om het willen, en de mens komt tot het kennen door te minderen in het willen. Het kan krachtige instincten opwekken : vrees, boosheid, twijfel, eenzaamheid, maar dit is allemaal onderdeel van de strijd voor de rede, de kennis. De mens moet klaarkomen met het boeddhistische enigma. Er ligt daar teveel oerkennis in opgeslagen om zomaar langsheen te leven. De mens kletst maar door, heeft nog geen Damascus ervaring gehad. Ook de Abhidhamma, de derde mand van de Pali Canon van het Theravada boeddhisme waarschuwt tegen de vrezeloosheid. De mens vreest niet voor de zonde, de mens vreest niet voor de overmoed. De mens is helemaal niet aan z'n ego gestorven, aan z'n wil. De mens is ook schaamteloos over de zonde. Ze vinden het allemaal doodnormaal. Maar de mens wordt erdoor bedrogen. De zonde, de wil, tekent telkens weer illusies voor de mens, stelt het boeddhisme. Ze leven onder een sluier van illusies. De vooruitgang is pijnlijk en de intuïtie is langzaam, stelt de abhidhamma, wat overigens 'de hogere leer' betekent, of de 'hogere rede' in het Pali. De mens is zo bedrogen door de vormen dat de mens terug moet keren tot de vormeloze hemelen, of het vormeloos begin, waarachter de oneindige intelligentie is. De mens krijgt dan een nieuw begrip van hoog en laag. De mens krijgt dan een begrip over de hogere idealen. De mens krijgt dan zicht op het pad. Hoofdstuk 33. boze babies Man en vrouw is een dualiteit :

1291 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication