ijdel gebrek aan onderzoek loochenen de hogere kennis, en zijn dus hierdoor gewoon atheisten die berg en heuvel aanroepen om zich te verbergen voor de hogere kennis. Door zo hysterisch en obsessief om te gaan met uiterlijkheden is het oog tot een grote smetvrees geworden. De mens baadt in giftige chemische schoonmaakmiddelen van de stad, en spuit het in hun eigen en elkaars ogen. Het oog van de geestelijke smetvrees is hierdoor stekeblind geworden en is daardoor delirisch geworden. Het is een oogziekte. De extreme en kieskeurige “Pietje precies” smetvrees is tegelijkertijd een doldwaze, losbandige “Piet de smeerpoets”, die zich verheugd in allerlei onheilige viezigheid, en van geen stoppen kent. De zogenaamde “onderbroeken-lol” en de “poep, pies en plas praatjes” horen bij het syndroom van de smetvrees kabouter, en zo is het in die zin “manisch”. De smetvrees kabouter heeft buien van enorme viezigheid, en lust tot allerlei stadse viezigheid. Dan kan het hem niet kleurig en bont genoeg zijn. Dan trekt hij zijn lange gestreepte kousen aan, en loopt ermee door de plassen, en dan gaat hij zijn huis binnen, en dan gaat hij lezen met zijn natte voeten. Daarna gaat hij hutspot koken, en helpt de hele keuken om zeep, een enorme kliederboel, en dan denkt hij aan de meest vieze dingen, waarvoor hij zich later als zijn bui over is zal schamen. Ook de smetvrees-kabouter heeft zijn vieze dagen, en dan is het wel echt vies, het tegenovergestelde van smetvrees. Het is de climax van een week van smetvrees. Dan kan hij alle opgekropte frustraties niet meer inhouden, en slaat dan helemaal door naar de andere kant, als een zotte zondag. Hij gedraagt zich dan als een clown. “Oh, het zonnetje schijnt zo mooi.” Dan gaat hij naar buiten en ik zal maar niet vertellen wat hij dan allemaal doet. Rollen door de poep is er niets bij. Nee, de smetvrees-kabouter kan zijn vrome spel nooit lang volhouden. Saveer wordt tot een zwijn. De schoonmaak-kabouter is lui en veracht de daadwerkelijke oorlogsvoering. Alles moet snel snel. De schoonmaak-kabouter kende zijn eigen zwakke positie, en kwam zo met de Jezus-list, om alles wat hij deed legaal te maken. De schoonmaak-kabouter trok alles tot een vals gerechtshof. Deze macht moest beslissen wat schoon en vies was, wat zondig en heilig was. Deze macht moest al het vieze oordelen, en het schone kronen. Deze macht was Jom, de klagende kwebelkous. Deze macht was Jezus Christus, als een merkteken van het beest, maar dit merkteken had z'n zwaktes. In het katholicisme dreigde Jezus het vaak te verliezen van Moeder Maria. Het Romeinse Rijk was vallende en stond op het punt gescheurd te worden door de schaduw van het Amazonisme, in de vorm van de islam. Dit was ook al gebeurd door het Arianisme, waarin Jezus zijn godheid verloor, maar de eerste heraut van het Amazonisme was gevallen. Met de dreiging van de islam kwam er een macht opzetten die het katholicisme zwaar zou beperken en zou terugduwen in de fles. Het zou een man zijn met een ijzeren hand waarin hij de pauzen zou verpulveren. Calvijn, alhoewel onderworpen aan Saveer, als de boodschapper van Saveer, is de Titska energie. In de Vuh besproken als het valse collectieve zelf. In die zin heeft het ook diepe hindoeistische wortels. Calvijn maakte zijn eigen god en zijn eigen religie en theocratie, en dit was het gemaskerde zelf, het ego. Deze demonen groep wordt ook de Titskanen genoemd in de Vuh, wat gelijkstaat aan de orthodoxe calvinisten als de weerspiegeling daarvan op aarde. Titska bewaakt ook de machtige rivier tussen de Egyptologie en de Indologie, waarachter de schatten van de Indologie verborgen zijn. Zowel India als Spanje zijn geliefde plaatsen van deze energie, als een grote schuilplaats. De afscheiding is de school waarin de mens onderwezen wordt. Maar de afscheiding zal onherroepelijk leiden tot diepere confrontaties. De schoonmaak-kabouter gaat daarentegen helemaal op in het sociale. Door zijn schoonmaak-middelen en valse wetboek van schoonheid heeft hij de hele samenleving geschapen op stadse pijlers. Titska maakte het zelf tot god, onderworpen aan Saveer, de geschriften van Calvijn. Dit zijn buitenaardse geesten die tot de aarde kwamen. De volgelingen van de schoonmaker-kabouter zijn neus-mensen. Ze ruiken altijd wat, en het is altijd de ander die stinkt. Hun eigen poep is citroentjes fris, en dat ruiken ze niet. Ze eten het zelfs. Neusmensen hebben altijd iets op anderen aan te merken, en er komt geen zelf-onderzoek aan te pas, want het zelf is immers god. Zo loopt de schoonmaak-kabouter met opgeheven neus door de straten. Maar zijn neus in de wereld van de ziel werkt niet. Al zijn zintuigen zijn kunstmatig, en materialistische leugenaars. Hij bekijkt hoogmoedig de mens van top tot teen en trekt dan zijn neus op en heeft altijd wel wat aan te merken, maar zijn boodschappen zijn altijd zonder substantie. Zo
15 Online Touch Home