142

Ananjana betekent met onverdeelde aandacht, zonder compromis, onveranderlijke trouw. Zij wordt ook wel "de duistere wildernis godin van de grotten" genoemd in de gnosis, wat natuurlijk figuurlijk is. 4.10 - De Gnostische Schoonheid van de Ananjana - Het Pad Tot en Door de Nacht Uit de Bhagavad Gita (BG) 5-14 : Mensen met weinig intelligentie vereren de halfgoden en de vruchten die ze ontvangen zijn beperkt en tijdelijk. Zij die de halfgoden vereren gaan naar de planeten van de halfgoden, maar Mijn toegewijden bereiken uiteindelijk Mijn allerhoogste planeet. Voor dwazen en onintelligente personen ben Ik nooit zichtbaar; voor hen ben ik verhuld door Mijn interne vermogen. Door alle poorten van de zintuigen te sluiten, de geest op het hart te concentreren, raakt men verankerd. Deze kennis is de koning van alle onderricht, het geheimste van alle geheimen. Ze is de zuiverste kennis en omdat ze door bewustwording rechtstreeks inzicht geeft in het zelf, is ze de vervolmaking van religie. Ze is onvergankelijk en wordt met plezier beoefend. Ik ben de Superziel, o Arjuna, die zich in het hart van alle levende wezens bevindt. Ik ben het begin, het midden en het einde van alle wezens. (Vgl. christendom. Christendom is dus niet uniek, maar nam het uit het hindoeisme en paste het op zichzelf toe) Van geheime dingen ben Ik de stilte en Ik ben de wijsheid van de wijzen. O machtige overwinnaar van vijanden, Mijn goddelijke manifestaties zijn oneindig. De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Mijn beste Arjuna, o zoon van P?tha, aanschouw nu Mijn volheden, honderdduizenden verschillende goddelijke en veelkleurige gedaanten. (Maakt korte metten met de belachelijke monopolistische eenzijdigheid van het christendom) Aanschouw de vele wonderbaarlijke dingen die niemand ooit eerder gezien of gehoord heeft. (Voortgaande openbaring) Maar met de ogen die je nu hebt, kun je Me niet zien. Daarom geef Ik je goddelijke ogen. Aanschouw Mijn mystieke volheid! Mijn dierbare Arjuna, alleen door onverdeelde devotionele dienst (ANANJANA, verborgen godin van de BG, 11.54, komt ook voor in 12:6-7) kan Ik worden gekend zoals Ik ben, zoals Ik hier voor je sta, en kan Ik rechtstreeks worden gezien. Alleen op deze manier kun je doordringen in de mysteries van het begrijpen van Mij. (ANANJANA = zonder vermengd te zijn met resultaatgehechte activiteiten of speculatieve kennis, het pad tot de majestueuze nacht (KRSNE), de schatkamer van de oneindige kennis.) Degenen met de visie der eeuwigheid, kunnen zien dat de onvergankelijke ziel transcendentaal is en eeuwig en dat ze ontstegen is aan de hoedanigheden van de materiële natuur. Ondanks haar contact met het materiële lichaam, o Arjuna, doet de ziel niets en raakt ze nooit verstrikt. (Natuurlijk betekent dit geen kruisloos leven, integendeel, maar het betekent het loskomen van de zonde en de leugens van het lagere aardse) Door gegrond te raken in deze kennis, kan men dezelfde transcendentale zijnstoestand bereiken als die van Mij. Wie daarin gevestigd raakt, wordt niet geboren op het moment van de schepping en raakt niet verstoord wanneer alles wordt vernietigd. O zondeloze, de hoedanigheid goedheid, die zuiverder is dan de andere twee, is verlichtend en bevrijdt iemand van de karmische reacties op zijn zonden. Zij die zich in deze hoedanigheid bevinden, raken geconditioneerd door een gevoel van geluk en kennis. De hoedanigheid onwetendheid, die iemands kennis versluiert, bindt iemand aan waanzin. De aanwezigheid van de hoedanigheid goedheid kan worden ervaren wanneer alle poorten van het lichaam door kennis worden verlicht. Wanneer de hoedanigheid onwetendheid toeneemt, o zoon van Kuru, worden waanzin en illusie zichtbaar. Wie (aan zichzelf) sterft in de hoedanigheid goedheid, bereikt de zuivere, hogere planeten van de

143 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication