Akkadisch-Babylonisch woord, wat later door de Israëlieten werd overgenomen als de Tehom diepte van Genesis 1:2, waaruit de schepping voortkwam. Tiamat of Tiamut is T-Amoet, wat in het Egyptisch betekent "de Amoet" of "de zee Amoet", wat laat zien dat dit Amoet, de zondeverslindende baarmoeder, in haar zee-vorm is. Vanwege de wet van contrasten bracht zij uiteindelijk Marduk voort, een boerse en stadse staatsgod, als een soort van Arcturische lens in de Babylonische mythologie, die haar verscheurde, opsplitste, en zo een deel van haar gebruikte voor de hemel, en een ander deel voor de aarde. Zo werd dit op aarde geprojecteert als een illusie waarin een "godenzoon" zijn moeder, de oermoeder van de godenwereld, ombracht om zich op haar troon te zetten, wat ook min of meer in de gnostische mythologie gebeurde, waarin het verblindende licht, Sabaoth, de oerduisternis verslond, en zo de wijsheid, sophia, en de kennis, gnosis, de gnostische oermoeders, versluierde. Hij volgde hierin zijn vader, Yaldaboath, op, die hier al mee was begonnen, maar Sabaoth vond hem nog te duister. Deze overgang zien we ook terug in de overgang van het OT naar het NT, van Yahweh naar Jezus, oftewel van het Judaïsme tot het christendom. Dit is dus een natuurverschijnsel door de wet van contrasten, door de wet van yin yang, dat Tiamat, T-Amoet, oftewel Amoet, haar tegengestelde voortbracht om Haarzelf te verbergen achter de Arcturische lens, Marduk. Wij leven nu alleen met de verdraaide fragmenten van de afgesplitste kennis. Door Marduk werd de mens losgesneden van de oermoeder, van het oerbeest, oftewel van de beestelijke kwaliteiten van de mens, en zo werd de mens tam gemaakt, tot een slaafse consument van de staatsmarkt. Jezus had de wilde zee gekalmeerd. De mens kon het niet aan, want de mens had eerst een tegengestelde cryptische laag nodig om zo door langzaam te reflecteren een pad terug te vinden tot de woeste oerdiepte, die overigens van een hogere orde was. Vandaar dat deze natuurverschijnselen van scheuring door de Arcturische lens van levensbelang zijn. 1.3 De Bijbel als Spiegelboek van de Babylonische Mythologie Als kind was mijn favoriete bijbelverhaal altijd "het beest uit de zee". Dat vond ik zo spannend, en zelfs echt griezelig, vooral omdat ik dacht dat het echt zo letterlijk zou gebeuren, dat er een zevenkoppig beest uit de zee zou komen. Het brak mijn hele fantasie-wereld open, en het inspireerde mij op allerlei manieren. Ik had er vlinders van in mijn buik. Ik was verliefd op dat verhaal, en die liefde is eigenlijk nooit weggegaan. Ik bewonderde het plaatje in mijn hoofd wat ik erover had, maar natuurlijk was het beest iets wat door het christendom geminacht werd. Het beest stond natuurlijk volgens hen niet aan de juiste kant van het schaakbord, en daar viel ook wel het één en ander over te zeggen. In mijn tiener-jaren begon ik de apocalypse rondom het boek Openbaring, rondom het beesten-verhaal, ijverig te bestuderen. Ik werd zelfs lid van een magazine erover, en kwam uiteindelijk op een theologische school terecht vanwege deze obsessie. Ik moest en zou het antwoord weten wat die raadselen betekenden. Het was pure mythologie, en hoe meer ik het bestudeerde hoe meer ik erachter kwam dat het dualistisch van aard was, en niet slechts eenzijdig zoals de christenen het altijd brachten. Toen ik daarna ook de grondteksten van het verhaal in Grieks en Aramees begon te studeren bleek ik daar ook wel in bevestigt, want ook in de grondteksten was het een dualiteit. Het beest kon aan beide kanten van het schaakbord staan. In de grondteksten werd de vrouw op het beest zelfs door Johannes bewonderd en vereerd. Toen later kwam ik het hele verhaal ook in de mythologieën van andere culturen tegen. In de bijbel
173 Online Touch Home