257

in balans moeten komen. Dit is dus de Geb en Shu relatie in de Egyptologie. Met alle dingen die tot ons komen moeten we worstelen en ze niet zomaar aannemen. Dat is de natuur van Ezau. Eerst moet alles getoetst worden, en deze toets moet zuiver en eeuwig zijn. Dit kan alleen gebeuren als de mens aan zichzelf afsterft, als Ezau komende tot het kommetje rode soep. Genesis 25 29 Eens had Jakob een gerecht gekookt, en Esau kwam vermoeid van het veld. 30 Toen zeide Esau tot Jakob: Laat mij toch slokken van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem de naam Edom. 31 Maar Jakob zeide: Verkoop mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. 32 En Esau zeide: Zie, ik sta op het punt van sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? Edom, rood, heeft het wortelwoord Adam, ook rood, of rood zijn, rood geverfd. In die zin is Ezau dus ook verbonden aan Adam in het paradijs. In de Egyptologie was Tephnut, de regengodin, de vrouw van Shu. Tephnut betekent de appel of vrucht van Neith, de oermoeder en moeder van Ra. In de Aramese grondtekst van bovenstaande verzen gaat het om een implantatie, een gravering in het hart. Natuurlijk gaat het hier om een goddelijke, natuurlijke implantatie, als tegengesteld aan de implantaties van de tandarts, die daarvan een corrupte schaduw zijn door de Arcturische lens. Wij moeten de heilige, bovennatuurlijke implantaties en graveringen ontvangen om zo veilig te blijven tegen die van de lagere aardse gewesten. Het beeld van de hemelse implantaties en inprintingen is de heilige regen, oftewel Tephnut in het Egyptisch. Zij is de zus van Ma (Moa, Moat), de heilige wet, en werkt met haar samen. Tephnut is de installatie van de wet, van Ma. Ma, Moa, Moat, komt tot ons door Tephnut. Het Tephnut mysterie is van belang om los te komen van het lagere gezwam van tandartsen die de monden der mensen onder controle willen houden door hun giftige en valse implantaties van de lagere wil, de lagere, valse wet. Ook Tephnut is een woeste godin, vaak afgebeeld als een leeuwin. Zonder haar woestheid zou ze nooit de inprintingen in het hart kunnen verrichten. Shu beschermde Ra op zijn boot tegen slangen, oftewel tegen de sociale koorden die hem probeerden te strikken. In die zin was er een belangrijke Ra-Shu verbinding, als tussen vader en "zoon", als zijn innerlijke kind, zijn zoonzelf die luisterde naar zijn moederzelf. De ra-sha komt ook weer terug in de Hebreeuwse grondtekst van de bijbel als de recorders van de gerechtigheid, die alles vastleggen op tabletten in hieroglyphen in de heilige strijd tegen de stadgelijkvormigheid. Ra spuugde Shu uit als een wapen. Ook het spugen op zich is een beeld van Tephnut. Zij installeert door het Woord. Een Hebreeuws woord voor inprinten, graveren, is "cha-rash". Cha of Ga is in de Egyptische wortel gewoon het zien of het uitreiken naar, en de Egyptische res wortel is het ontwaken. Van charash, het inprinten van de wet, komt ook het Griekse woord 'charis', wat loon betekent, en waar ook weer het woord 'kerst' van komt, maar wat ze later steeds meer los begonnen te trekken van het oorspronkelijke loon, zodat het meer een gift was, genade. In de Egyptologie is dit een proces van zaaien en oogsten, wat ook weer abstract te vinden is in het hele begrip van kerstbomen. Ook dit is weer verbonden met de boom van kennis. Eten is een beeld van het inprinten. Telkens als de mens eet dan print hij zichzelf wat in. Ook de zaaier is hiervan een beeld. Eva moest Adam inwijden in de vrucht van kennis, van de moederboom, oftewel de appel, teph, van Neith, Tephnut, opdat hij aan zichzelf zou afsterven. Bij hem moest de wet ingeprint worden wat het programma in hem zou afdraaien om zo tot het beloofde land te komen. In die zin speelt Eva in de Hebreeuws-Aramese versie Tephnut. Eva was als de regen in het hoofd van Adam.

258 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication