hulpje is een leprechaun genaamd Tameer, die soms verschijnt als een varken met een arendskop. Hij doet verkrachtingen door implantaten, neemt wat hij wil en is dan weer weg. Het is een zwaar ziekelijke parasiet, als een afbuiging door de Arcturische lens (prisma). Deze valse geest van implantatie (gedwongen) heeft het "snode" materiaal gebrouwen en vervaardigd. Zij werken niet alleen in het medische systeem, maar ook in het rechtssysteem en het schoolsysteem. Deze valse Ik Ben kan zich niet in de ander verplaatsen, maar heeft zich gewoon boven iedereen als God aangestelt, als een dove heks. Als Shu (Ezau) dienst doet in de hal van Ma, dan wordt hij Shama, Samuel. Samuel stelt David aan als koning over Israël, als een ander deel van hem, zoals Ra in Aser, Osiris, veranderde, de koning van de onderwereld. In de Psalmen zien we de lijdensweg van David beschreven tot aan het kruis toe in Psalm 22 : 2 Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, bij de woorden van mijn jammerklacht? 3 Mijn God, ik roep des daags, en Gij antwoordt niet, en des nachts, en ik kom niet tot stilte. 17 Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. 19 Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. Ook spreekt David volop over zijn opgeslotenheid, zijn kooi. Er zijn vele parallellen met Aser, Osiris, S.R, waarin S, Shu, tezamen komt met R, Ra. De S is in het Matriarchische alfabet in het pre-dorgische tijdperk de proza, die een opslagplaats van de gnosis is. De R is in dit alfabet de psalmen, als de liturgische smeedkunst, wat allereerst gewoon literatuur is, en niet per sé gezongen. Het koningschap van David was één van de grootste evenementen van het Oude Testament, wat zelfs in het Nieuwe Testament gebruikt werd in het Jezus verhaal, die zal zitten op de troon van David. Er zal dus een brug zijn tussen de proza en de psalmen. Het is opmerkelijk dat het hele Mozes verhaal al in Egypte bestond. Mozes is in het Hebreeuws Mosheh, van het Egyptische M'sha, het opensplijten, wat Mozes ook deed : hij splitste de zee open. Ook betekent M'sha een doortocht. Het heeft de Egyptische m's wortel, van voortleiden, wat Mozes ook deed met zijn volk. Shu was ook degene die splitste. Hij splitste de aarde van de hemel. Mosheh komt van Ma-Shu, de wet van Shu, wat in de Hebreeuwse mythe gestalte krijgt in Mozes die de wet ontvangt en brengt tot het volk. Hij moet het volk door de woestijn, door de wildernis, leiden tot het beloofde land Kanaan, KNN, wat komt van de Egyptische knn, wat vochtig en riet betekent, en van kanu, wijngaard, tuin, riet. Khen is waterbron in de woestijn, als het diepste deel van het lichaam (khenu). Het is het meest heilige van een tempel. Ook is het een marktplaats. Khen is een Egyptische god. De Khena is de kooi en de vergetelheid, de eenzaamheid in de afgezonderdheid. Het is een vorm van ra als het Egyptische Khenra, wat opgesloten in de kooi betekent, of ra in de kooi, waarin hij dus ook loon ontvangt, als een hemelse marktplaats. De "khenru" zijn de eenlingen. De KN wortel (khn) is in het Egyptisch de afgezonderde en afgesnedene, wat in de Hebreeuwse mythe gepersonificeerd werd als Kain (Qayin). De khenr, khenr zijn de weggenomenen, de 'vernietigden' en de 'verlorenen'. Hobel, Abel, werd ook RA genoemd in de Hebreeuwse grondtekst, en werd door Kain 'omgebracht'. KN is het gehele pad van kooi tot woestijn tot loon, water, wat de mens in zichzelf moet ontdekken. De mens moet dus tot KN ontwaken. Het is de ontwaking van Kaïn, wat gebeurt in het zevende uur van de nachttocht door de
263 Online Touch Home