469

Kait werd de grote moeder van de goden genoemd, één van de vier elementale godinnen. K-t was een algemeen woord voor moeder en vrouwen, de vagina. Het was ook verbonden aan kahit, terreur en ontzag, als een vruchtbaarheids-principe. Het was een beeld van de baarmoeder van het bestaan. Zij reed op haar strijdwagen om er flink doorheen te hakken om het product klaar te krijgen. De baarmoeder maakte veel gebruik van slachtwapens hiervoor. Dit was het Egyptische beeld van de godin, van Kehat. Zij was de oerschepster van alle dingen. Zij stond aan haar ketel. Zij was een geweldenaar die op haar strijdwagen door de lucht reed, zoals Wodan later bij de Germanen. Alles was door haar onderverdeeld in kooien van restrictie, opdat haar schepping tot stand zou komen. K't is een vreemd volk, een buitenaards volk, waar de bijbel het ook over heeft dat er een vreemd volk zou komen. Het is een deel van de hemel (kht). Het zijn de beelden van Osiris, van de doden, oftewel de herbeleving ervan. 28Hun getelden, overeenkomstig het aantal van allen die van het mannelijk geslacht waren, van één maand oud en daarboven, waren achtduizend zeshonderd: zij hadden de zorg voor het heilige. Acht is het getal van de eeuwigheid, als symbool van de voleindiging. Zij waren aangesteld over het heilige, qodesh, Hebreeuws, waar kd, Egyptisch een wortelwoord voor is. Zo zijn de Kehatieten ook linguistisch verbonden aan de qodesh. 29De geslachten der Kehatieten legerden zich langs de tabernakel aan de zuidzijde. Het Zuiden is een beeld van de heilige honger, het vasten. Zonder het vasten is er geen toegang tot het heiligdom. 30En het familiehoofd van de geslachten der Kehatieten was Elisafan, de zoon van Uzziël. Elisafan betekent verborgen sieraden van restrictie. 31Zij hadden de zorg voor de ark, de tafel, de kandelaar, de altaren, het heilige gerei, waarmede men de dienst verrichtte, het voorhangsel en alles wat daaraan te doen was. De tafel heeft in de Hebreeuwse wortels ook de betekenis van de scheiding, de afzondering, de verstoting. Zo werd de tabernakel zuiver gehouden. De geest van overmoed kan zo dus geen wortel schieten. De ark, de kb in het Aramees, heeft dus de Egyptische kb, gb, wortel, van het Gebmysterie, de heilige verlamming (gbgb, de dubbele). Dit in verband met de grote verzoendag in Leviticus 16 waarin een bok voor Azazel de woestijn in werd gezonden, als een beeld van het ego wat uitgedreven moet worden. De kandelaar, de menowrah, was een beeld van de urim (nura, Aramees), de toetssteen en het juk, ook verbonden aan de na'ar, het kinderjuk, de kinderdienst, wat ook Samuel onderging. Het laat dus ook de noodzaak tot wedergeboorte en wederopvoeding zien om dieper in de tabernakel te komen. Het voorhangsel heeft in het Hebreeuws ook de functie van de restrictie. Dat is wat de bedekking metaforisch is. Zo komt de mens tot de wedergebondenheid. 32Het opperste hoofd nu der Levieten was Eleazar, de zoon van de priester Aäron, die het opzicht had over hen, die de zorg hadden voor het heilige. Eleazar is de sleutel, het overwinnen van het ego. Dat is in het kort samengevat de Levitische dienst. Overwinnen betekent verdiepen. Doot verdieping kan alles overwonnen worden. Priester is kohen (Hebreeuws) en kahen (Aramees) van het Egyptische Qan, godheden die gebonden waren door de uurgodinnen tot het Woord, als een metafoor van timing. Timing is een metafoor van verbinding. Verbinding is een metafoor van zijn.

470 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication