489

erger, vooral als hij ziet waar het kwaad hem naartoe heeft gesleurd. Degene die anderen onrechtvaardig kwaad heeft gedaan zal dit kwaad onder ogen moeten komen en voelen wat hij anderen heeft aangedaan. Ook zal hij daarvan de gevolgen moeten zien, want de pijn die hij anderen onrechtmatig heeft aangedaan werkt ook weer door naar de kinderen van zijn slachtoffers, en ook die geven het weer door aan hun kinderen. Ook de mensen om de slachtoffers heen dragen hiervan een groot lijden wat ze weer aan hun kinderen doorgeven. Dit is een vicieuze cirkel, als een woeste draaikolk, allemaal door één zonde. Er wordt één zonde gezaaid, en er staat even later een zonde-boom die maar blijft doorgroeien. Er komt geen einde aan. Dit zal allemaal terugkomen op de dader. Alleen het zaaien van goed zaad kan uiteindelijk de dader hier weer uit verlossen. 18. Wie goed heeft gedaan zal het goede in zijn ziel terugvinden in het hiernamaals. Hij zal zeker denken dat hij goed heeft gedaan, want het goede laat hem niet los, en wordt alleen maar beter, vooral als hij ziet waar zijn goede daden hem hebben gebracht. Het goede is een wonderzaad, en zal ook het huis bouwen, en de goede dader zal door het goede hiertoe opgenomen worden. Hij zal niet kunnen vluchten van het goede, want hij heeft het zelf gezaaid. Er zal voor hem gezorgd worden zoals hij voor anderen heeft gezorgd. Zelfs de kleinste daad blijft niet onopgemerkt en zal zeker groot loon dragen. Doe geen goede daden om gezien te worden, want dan heb je je loon reeds. Zij die naar aards loon verlangen, het loon van de stad, zullen hierdoor geen hemels loon ontvangen. Laat je rechterhand niet weten wat je linkerhand doet. Je hebt de goedkeuring van de mensen niet nodig. Teveel applaus zou het zaad verstikken. Wee u wanneer iedereen wel van u spreekt. Als je het op aarde gemaakt hebt kan dat zelfs een grote blokkade zijn om het in het hemelse te maken. Blijf daarom eenvoudig en ga niet te hoog zijn, anders zal de bliksem je raken. De bliksem raakt altijd het hoogste punt. 19. De onverschillige kan dan wel veel van de heilige teksten opzeggen, maar hij houdt zich er zelf niet aan, zoals een koeienherder die alleen maar op de koeien van iemand anders let, en zo geen deel heeft aan het monnikenschap. De onverschillige heeft geen diepe grond, dus hij kan alleen maar dingen zeggen van horen zeggen, maar hij heeft ook geen idee hoe dit ten uitvoer te brengen, omdat hij het zich nooit eigen heeft gemaakt. Hij zeult rond met andermans bezit. God heeft geen kleinkinderen. De mens die God alleen kent van de taxi chauffeur komt nooit ergens. Het taxi chauffeur geloof is een vorm van onverschilligheid. Ze bedrijven zogenaamde spiritualiteit met de afstandsbediening. Alles is tweedehands. 20. Hij die wel deel heeft aan het monnikenschap is degene die misschien maar weinig heilige teksten opzegt, maar wel de dhamma houdt, de heilige leer, en die doet, waardoor hij zich bevrijd heeft van hebzucht, ziekelijke wil, en onwetendheid, om tot de onthechting te komen waarin hij zichzelf opgebouwd heeft in bewustzijn. Het monnikenschap is een beeld van het persoonlijke en rechtstreekse contact met de oneindige kennis, zonder tussenpersoon. Iemand die alleen maar contact heeft met een boek, zonder contact met de kennis zelf, het hemelse woord, die is nog gebonden in het vlees, vertrouwende op het vlees. De monnik is een beeld van de afgezonderde die al het aardse heeft opgegeven om in contact te komen met nibana, de hemelse vergetelheid, om daardoor wederonderwezen te worden, en wederopgevoed. De mens die nog overal aan vasthoud zal het nibana niet kunnen vinden. We zijn aangekomen bij het einde van de bespreking van het eerste hoofdstuk van de Dhammapada, de "bijbel" van het Boeddhisme.

490 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication