(onwetendheid). Sokar, de Egyptische leegte, is daarom ook een beeld van de Egyptische apocalypse, wat dus in het christendom Armageddon is, in de Germanologie Ragnarok en in de Amazonologie Tahulen. In de Egyptologie is dit niet alleen een beeld van de wedergeboorte, maar ook van de verjonging. De poel des vuurs is in de Egyptologie de voorbereiding voor de opname die leidt tot de troon van Osiris, of de godin Suri. De Egyptenaren hadden zo'n sterk moeder besef dat zelfs Horus, Here, soms als een moeder werd beschreven. In de Pyramide Teksten van het Oude Koninkrijk voedde zij haar kinderen aan de borst. Er was altijd een sterke geslachtelijke dualiteit binnen de Egyptische goden, wat ook weer terugkomt in de Germanologie bij bijvoorbeeld Loki. Ook in de Israelitische teksten is God in diepte een vrouw met vrouwelijke, metaforische eigenschappen, vandaar dat wij ook spreken over de verborgen Godin in de bijbel. In veel westerse vertalingen is zij vrijwel geheel weggestreept. Het vee met horens en hoeven is een beeld van de heilige volharding en verharding, van hen die door het Ragnarok zijn heengekomen. In dat opzicht is het tweede nachtgezicht van Zacheria van belang, over de horens. Het gaat over de heilige bevrorenheid die afzondering brengt. De gehoornde, by, komt in de grot van Sokar tot de slagers van de poel des vuurs, de slagers van het ego. Dit is een metafoor van het verdiepen. Ook het ego heeft zijn eigen volharding en verharding. In het nachtgezicht van Zacharia wordt dit opgelost door kennis in het Aramees, door vier geleerden, door de herbouw van de tabernakel, waar een ander nachtvisioen van Zacharia over gaat, wat een metafoor is voor het herstel, de verdieping, van het Woord. Je kunt de horens van het ego niet verbreken door geweld, maar alleen door het verdiepen, door het vergeestelijken. Het moet doorvertaald worden en gerangschikt. Hoofdstuk 13. Maleachi en de Hannah-profetie Oorspronkelijk in de grondteksten had de tucht te maken met een metafoor van verbinding, wat zich uitte in het betalen van religieuze en rituele "belasting". Denk bijvoorbeeld aan de tienden. Tucht had te maken met economie en ecologie, en had ten diepste te maken met de heiligen, omdat dit het teken was dat zij kinderen waren van de gnosis. Die tucht was eeuwig als een herinnering dat alles aan elkaar verbonden is, en alleen kan werken in de context. De kerk wilde de tucht niet, maar wilde zelf de tucht zijn en projecteerde de eeuwige heiligmakende tucht op de in hun ogen kwaaddoeners en verworpenen die zich niet aan deze kerkelijke tucht onderwierpen. Zij noemden dit de eeuwigbrandende hel waaruit geen ontsnapping mogelijk was. Even een kwartslag gedraaid zou dit om de heilige gebondenheid moeten gaan die er is door de eeuwige tucht. Tucht is onderwijs. Tucht is verdieping, die leidt tot verzoening, maar de kerk heeft hier een karikatuur van gemaakt. De Israelieten leerden geen altijddurende hel. Het was slechts een symbool wat de christelijke kerk in haar ongeletterdheid volkomen verkeerd interpreteerde met alle gevolgen daarvan. Amos 1
546 Online Touch Home