(Daniël) is een beeld van het gaan in de leeuwenkuil, als beeld van het gaan over de rand van het heelal tot het nachtheelal, en zo ook dieper gaan in Betelgeuse-West tot het Oan-paradijs in de Èrk wildernis. Dat Daniel een regeerder van Babylon werd is ook een beeld van het doordringen van Betelgeuse. Hoofdstuk 20. Augustinus en het Heilige Autisme Het Èrk gebied van Betelgeuse begint met Vur natuursteden. Hier wonen dokters, chirurgen, die ervoor zorgen dat de urine beter gefilterd wordt door de lever, zodat er geen belangrijke stoffen geloosd worden. Het gaat dus via de lever en niet via de blaas, zodat het urine lozen wordt gehalveerd. Dan is er achter de dikke darm nog een extra darm genaamd de oan darm, de slaap darm. Zoals Jehavah worden en zijn betekent in het Hebreeuws, zo is er in India het tegengestelde Abhava, wat niet-bestaan betekent, wat ook een diepe vorm van heilig atheisme is, dat alles ontstaat vanuit het niet-bestaan. Zonder deze laag is er geen leven mogelijk. Voor het grootste deel is het leven niet-bestaan, en het daadwerkelijke bestaan wat daaruit voortkomt is maar een paar druppels. Zodra je gaat beseffen dat je grotendeels niet bestaat, dan wordt je Brahman, bewustzijn. En als je bijna niet bestaat, waar werk je dan voor ? Is er dan geen hele andere weg die gegaan dient te worden ? Zijn een heleboel dingen die de mens doet niet overbodig en nutteloos, als het dragen van water naar de zee ? Het leven is ijdelheid zoals prediker zegt. Het is als het water gieten in een bodemloze put. We kunnen daar dan naar kijken en ons afvragen waar we eigenlijk mee bezig zijn. Het bewustzijn van de mens is maar heel klein, omdat de mens denkt dat hij bestaat, terwijl het grotendeels illusie is. Het bestaan van de mens ligt juist besloten in het niet-bestaan van de mens. De mens moet atheistisch worden naar één van de grootste afgoden aller tijden : de mens. De mens moet zo komen tot de bron van het nooit-bestaan en het nooit-gemaakt. Er is zoveel leugen en illusie wat de mens moet verliezen. De mens is niet sterk. De mens is zwak, zeer zwak, en leugenachtig. De mens broedt en liegt de hele tijd door. De mens leeft in parasitaire illusies. Daar gaat het grootste deel van zijn tijd naartoe, en dat alles voor niets. De mens moet zijn jehovahafgoden van zijn en worden opgeven en eerst komen tot het niet-bestaan en het nooit-bestaan. Iets kan alleen ontstaan en zich materialiseren door abhava, niet-bestaan. Tussen dingen zijn er gaten van niet-bestaan, ook tussen gedachtes, en die gaten moeten groter en groter worden. De mens denkt namelijk dat hij het bestaan kent, maar het is schijn-bestaan, en de mens kent het niet-bestaan niet. Als de mens slaapt moet de mens ook door deze zone heen voordat de dromen kunnen komen. In Abhava moeten de afgoden van het ego verder afsterven. Luther en Calvijn waren Augustijners die voortwerkten op het werk van Augustinus, maar Calvijn draafde hier ontzettend in door, terwijl Augustinus het nog over de vrije wil had. Belangrijk is het dus om terug te keren naar de bron. Calvijn verwijst om de haverklap terug naar Augustinus, maar hij heeft de Augustinus motortjes overmatig lopen opvoeren. Calvijn maakte het werk van Augustinus door en door corrupt en brak alle grenzen door, wat overigens goed bruikbaar bleek te zijn in het esoterische calvinisme, waarin alles weer een kwartslag werd gedraaid. Er komt dus nog iets na Calvijn, als het postcalvinisme, wat een beweging van de gnosis is. In zijn commentaar op de bergrede maakt Augustinus een hele goede opmerking over het vers 'zalig zijn de armen van geest, want voor hen is het koninkrijk der hemelen.' Hij verbindt dit aan de heilige vreze die het begin is van de wijsheid. Hij stelt dat de armen van geest hen zijn die heel
559 Online Touch Home