De Vur stelt in boek 109 dat de brug over de rivier nooit aankomt, en dat de brug hen dus nooit contact laat maken en hen nooit de waarheid over elkaar verteld. Het is een te groot mysterie. In het midden van de brug heerst altijd de mist, en de brug leidt hen altijd ergens anders naartoe. Contact tussen de twee kanten van de rivier is onmogelijk. Alles zou namelijk vastgroeien als dat zou gebeuren, alles zou dichtlopen. Daarom bedriegt de natuur, telkens weer. En dat moet ook wel, want anders wordt het te duidelijk, te omlijnt, en kan er niets meer bij, en dan zou alles verlamd raken. Een paar boeken verder, in boek 112, de Brug, gaat het speciaal over dit verschijnsel. Er wordt gesteld dat beide kanten van de brug in oorlog waren en zouden vergaan. Er zou alleen leven mogelijk zijn op de brug, maar in de mist ergens in het midden van de brug daar is geen tijd en daar verlies je alles. Er zijn daar witte bloemenvelden. Je kan de ander nooit bereiken. De ander is een illusie, en die illusie ontstaat in de verte. De mens fantaseert slechts over de ander, maar daar blijft het bij, en fantasieën kunnen diep gaan. Het zijn natuur mysterieën, sluiers, want het geheim wordt bewaakt, waar het gehele boek 113 over gaat, de Nachtplanten. Het zijn personages die telkens weer terugkeren, en ze vormen verschillende laagjes rondom het geheim. Alles begint met de vrouw met de witte laarzen, en alles eindigt ermee. Daarin wordt de schepping van de mens gesteld, als sluiers. De mens werd geschapen in een bloemenveld, en de bloemen moesten een dans opvoeren, als sluiers om het geheim. De mens werd geschapen tussen vuile paarse bloemen, aan de waterkant, en de mens verstond de boodschap niet, en mocht de boodschap ook niet verstaan, want daar was het nog geen tijd voor. Het was nog niet rijp. De mens was nog niet rijp. Dat is het scheppings mysterie van de mens in de Vur. Ik schiep u in een bloem vol honing, Met een honingkroon op uw hoofd (113:14) Maar de mens moet de honing leren kennen, en het mysterie wat hem schiep, voorgesteld als een vrouw met witte laarzen. 7. In Mij hebt gij het antwoord, Ik ben Degene Die u leidt, Ik ben Degene Die het loon uitkeert na de belasting 8. Ik ben Die de witte laarzen draagt, Na de grote witte oorlog 9. Nu denkt u misschien : Wat zijn de witte laarzen ? Ik bracht het witte uit het zwarte, Ik draag het nachtzicht in mijn manden Het is het mysterie wat de nacht doet overgaan in de morgen. Al die personages van de natuur zijn nodig. Het boek stelt : Zij doen de harten sneller kloppen, Zij doen de nachtdans, En sluiten de rij (:12) De mens ontwaakt tussen vuile paarse bloemen. Zo begint het leven van de mens. Het zijn de onverschillige pestkoppen, en een mens die dat nog niet zo snel doorheeft, zal ontwaken tot dit feit snel genoeg. Hun gezichten zijn bedekt met modder. Zij zijn van de natuur en bewaken het mysterie. Met vuile gezichten staren zij naar de mensen.
886 Online Touch Home