103

It's coming near, coming coming near' Het was een lied wat ik eens in de onderwereld hoorde, maar het was veel langer. Er waren ook vele versies van. De jaren 1800 is een verborgen laag onder de bedrieglijke jaren 1900. In de jaren 1930 van de grote depressie is een tunnel die terugloopt tot de jaren 1800, waar het onderwijsboek 'de recyclocratie' [1] over gaat. Er is een grote strijd tussen romantiek en realisme, zowel in de jaren 1800 als 1900. Het realisme kwam in de jaren 1800 opzetten als tegenpool van de romantiek. Het realisme ging dwars tegen het hedonisme van de romantiek in. Het realisme wilde weer aandacht voor de onderdrukte mens, voor het kruis, want juist dat had een mens zoveel te vertellen, als een alarm. De mens was aan de drugs van de romantiek in slaap gezonken en moest weer ontwaken, nuchter worden, tot de rede gaan. De mens moest onder ogen komen dat de waarheid naakt, diep en hard was. De mens moest opnieuw opgevoed worden door de realistische literatuur die er geen romantische doekjes meer omheen bond. Om de waarheid te ontmoeten moest de mens lijden, oftewel ervaren. De mens kon niet zonder pijn. De mens had pijn nodig om gelukkig te kunnen zijn. Zonder pijn zou de mens namelijk in slaap vallen. Het realisme beschreef het lijden van de onderdrukte en laagste klasse daarom ook uitvoerig. Als het zou worden overgeslagen dan zou alles verloren zijn, dus had de literatuur hierin een grote taak. In de jaren 1900 werden hier grote betonnen lagen overheen gebouwd, maar in de dertiger jaren is de put terug tot de jaren 1800. Het loopt zo door de twintiger jaren en de eerste wereld oorlog terug. Fjodor Dostojevski (1821-1881), een onderwijzer van Nietzsche, stelde in zijn boek 'Brieven uit de onderwereld' dat mensen zo vrolijk zijn vanwege steekpenningen die ze hebben aangenomen. Ze hebben zich laten omkopen. Hij was ook aanhanger van het realisme. In dit boek (1864) beschrijft hij de ondergrondse, onderwereldse mens, of moddermens. Deze ondergrondse mens is zwaar pessimistisch, strijdend tegen het bedriegelijke positivisme. De ondergrondse mens trekt alles in twijfel, in strijd tegen de valse, overmoedige zekerheden. Daarom is er ook een grote oorlog tussen de psychiatrie en het pastoraat. De psychiatrie noemt haarzelf een bedrijf en haar zorg noemt ze een product. Wie dan nog niet ziet dat hij bedonderd is behoort gewoon bedonderd te worden. De ondergrondse mens in 'Brieven uit de onderwereld' stelt dat de mens daarom ook fenomenaal dom is. Hij stelt dat een intelligent mens niets kan worden, terwijl een dwaas alles wordt, vanwege zijn overmoed. De dwaas ziet geen grotere lijnen, en handelt gewoon op directe impulsen, zonder onderzoek te doen, en verliest de grotere oorzaken uit het oog, en neemt genoegen met kleinzielige kortzichtige reportages. Hij beschouwt bijkomstigheden als hoofdzaken. Dingen die van minder belang zijn acht hij als de belangrijkste. Dit zijn de wezens van directe actie. Ze overdenken niks, of niet diep genoeg, en beginnen direct aan hun instrumenten te rammelen bij het minste of geringste. Altijd maar weer zien ze het tweede voor het eerste aan, en het onmiddelijke is voor hen primair. Het zijn actie-figuren. Dat betekent dat ze gelimiteerd zijn. Het is allemaal voor de verkoop. Ze moeten zo nodig iets zijn. Allemaal voor het oog en de vorm. Ze zijn gemakkelijk geamuseerd, overtuigen zichzelf supersnel. De mens kiest nonsense omdat het het gemakkelijkste middel is tot verondersteld voordeel. De mens is laf en lui. Daarom is er een strijd tussen wil en rede (kennis). Dit zijn treinen tot de wildernis, ondergrondse treinen, terug naar de gnosis van 1800, wat verborgen ligt onder de jaren 1900. De mens moet terug. De mens moet weer een ondergrondse mens worden, een moddermens, obscuur, maar niet te obscuur [2]. Er moet wel een bepaald spoor achtergelaten worden voor de geestelijke reizigers, maar het mag ook niet te duidelijk zijn. Het grote 'eert uw vader en uw moeder' komt aan bod, niet als het noodzakelijk eren van de aardse vaders en moeders, maar van de geestelijke vaders en moeders, van wie wij navolgers zijn, zoals Jezus ook stelde dat niet zijn aardse vader en moeder zijn daadwerkelijke vader en moeder waren, maar zij die de wil van God, van de gnosis, deden. In ons artikel 'geestelijk reizen – de motor voor territoriale strijd' uit 1998 stelden wij als sleutels voor de gaven van het geestelijk reizen :

104 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication