135

haar vreugde, haar feest, haar nieuwemaansdag en haar sabbat, ja, al haar hoogtijden. 11 Dan zal Ik haar wijnstok en haar vijgeboom verwoesten, waarvan zij zeide: Die zijn het loon, dat mijn minnaars mij gaven. Ik zal ze maken tot een woud, en het gedierte des velds zal ze afvreten. 12 Zo zal Ik over haar bezoeken de dagen, waarop zij voor de Baäls het offer ontstak, zich tooide met ring en halssieraad en achter haar minnaars aan ging, maar Mij vergat, luidt het woord des Heren. Dit kunnen ook geestelijke ouders zijn, leiders, degenen die over ons zijn aangesteld, of die ons hebben ontvoerd, in ballingschap hebben geleid, tot slavernij hebben gebracht, in gevangenschap hebben gezet, onze bronnen waaruit wij putten, vrijwillig of gedwongen. Van Leeuwen stelt dat de schuld van de moeder zo wordt geformuleerd : 'Zij is mijn vrouw niet.' Van Leeuwen stelt dat het ook andersom kan zijn, zoals op een kleitablet uit Mesopotamië, midden tweede millennium BCE, uit Hana, staat dat als de vrouw tot haar man zegt : 'Je bent mijn man niet,' dan moet zij naakt zijn huis verlaten. 'Ik zal haar schaamte ontbloten,' vergelijkt van Leeuwen met het akkadische baltu, schaamdelen. We kunnen dus ook denken aan schaamhaar. Hij stelt het is voornamelijk van een vrouw, maar het kan in principe dus ook voor een man gelden. Als dit gebeurt, stelt van Leeuwen, dan staan haar minnaars machteloos en hulpeloos. Van Leeuwen stelt dat het sieraad in vers 12 vergeleken wordt met de welving van de heup in Hooglied 7:1. We kunnen stellen dat de heupen van de vrouw breed zijn, gewelfd, wat ook nodig is voor de bescherming van de vrucht. Als het beeld van de bruid genoeg verdiept wordt totdat het de dualistische aard ervan laat zien, dan kan er ook weer verzoening zijn. 13 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. 14 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte. Van Leeuwen stelt dat door de honger ook het feest zal vertrekken. Immers het koren en het most is er niet meer, en dus geen vreugde. Deze feesten waren namelijk niet ten dienste van God, de gnosis. Van Leeuwen stelde al dat het probleem was een 'zondig veronachtzamen van de kennis, da'at.' Dit is wat van Leeuwen ook 'schuldige onwetendheid' noemt. Dit gaat door het hele lichaam heen, en scheurt zo de mens van god af om de mens te grabbel te gooien aan de afgoden. Dit leidt tot een onheilspellende leegte en ontbloting. We kunnen stellen dat dit de ontmaskering is, en door diepte komen wij tot de dualistische benadering van deze teksten, want al deze teksten zijn dualistisch, zoals ook in de Aramese-Hebreeuwse grondteksten. Het Israel van de dagen van Hosea was opgebouwd uit hoereloon, het loon van de afgoden. We kunnen ook stellen dat dit bloedsloon is. Daarom moest het oordeel komen : ontmaskering, verdieping en dualisering. Alles zou dus gerecycled worden, ook dit hele Stockholm syndroom van uithuwelijking. Van Leeuwen stelt dat de sieraden van die tijd ook een bepaalde tekens taal waren om te laten zien of een vrouw beschikbaar was of niet. Van Leeuwen stelt dat het volk God had vergeten, maar dat dit geen onschuldig vergeten was, maar een teken van ontrouw. Het was zondig en schuldig vergeten. Hij definieert deze ontrouw als het volkomen miskennen en negeren van God. 13 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. 14 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte. Van Leeuwen stelt dat Achor komt van akar, bedroeven, in het ongeluk storten. Hier was Achan namelijk gestenigd. Van Leeuwen stelde dat het God erom te doen was het hardste hart te breken om zo een band te maken die nooit verbroken wordt. Dit zou gebeuren door overvloedig uitzicht.

136 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication