138

papier van de bijbel, en de psychiatrie laat zich leiden door hun dode paperassen. Van Leeuwen noemt het een afgodische cultus als men zich opstelt tegenover de openbaring van God. Hierover spreekt Hosea het oordeel uit : een storm die deze weerspannigheid zal omwikkelen en door zijn wervelingen zal wegvagen. Daarom zegt Hosea in hoofdstuk 5 : hoort, luistert, leent het oor. Van Leeuwen stelt dat het volk in bijgeloof leefde, en in afkoperij. Dit is de reden waarom God zich aan hen heeft onttrokken, als het uittrekken van lichaamsbedekkingen. God is naakt in de wildernis, ver weg van hen, terwijl God hen straft met steriele dorheid. Dit is ook de reden waarom de samenleving is ontwricht, stelt van Leeuwen. Het loopt door de hele kerkgeschiedenis heen. Hij noemt de zonde van het verleggen van de grenzen. 6 Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers. Van Leeuwen stelt dat deze uitspraak een treffende parallel heeft in de egyptische wijsheid van Meri-Ka-Re (ca. 2100 v. Chr.): 'Aangenamer is in God's ogen het oprechte karakter van hart dan de offer-os van de boosdoener.' (p. 141) Hier begon er een machtige warmte naar beneden te komen en zag ik Van Leeuwen. Hij was woedend op wat de psychiatrie had aangericht. Hij sprak dat het oordeel zeker zou komen. 'De namen zijn bij God bekend,' zei hij. 'Ik droomde van een man. Ze gaven mij een schaal, en ik moest het uitgieten over de psychiatrie. Ik wilde het laten doen door iemand anders. Ik zei : 'Heer, waarom ik ?' Maar de Heer had mij uitverkoren. Ik zag de Heere zitten op een hoog paard. Ik volgde Hem, en Hij leidde mij tot een rivier, en ik moest van de rivier drinken. Ik moest toen mijn mond spoelen en gorgelen. En mijn mond werd rein, en ik mocht spreken van grote dingen. Er gaan grote dingen gebeuren. Er is een brug gelegd tussen de aarde en de onderwereld door deze woorden.' Ik voelde een grote druk toen hij deze dingen sprak. De hele lucht was beladen. Toen voelde ik dat er allerlei dingen werden verschoven in de geestelijke wereld. En ik zag de brug tussen de aarde en de onderwereld. En hij gaf mij een stuk vlees van een demoon, en ik moest het symbolisch eten. Het was heel taai, maar vol substantie. Ik zag toen hemelse bloemen waar zielen uit voort kwamen. Het waren hele grote bloemen met grote hangende kelken, roodachtig. Ik zag een donkere vrouw in een witte vacht van een demoon, en ze deed de vacht uit, en stond naakt. De naaktheid was een beeld van ontmaskering. Broeder van Leeuwen sprak : 'Blijf ontmaskeren.' Er was een waterval van dromen waardoor de vrouw wegdook. Ik kon door de waterval de zee zien. Het was moeder Amsterdam. Amsterdam moest hersteld worden. Amsterdam zou hersteld worden door de exegese. Broeder van Leeuwen gaf me toen een pen en sprak dat ik veel moest schrijven. In het commentaar op het boek Genesis in de P.O.T. serie (1967) stelt de exegeet A. van Selms (1906-1984) als semitisch taalkundige en theoloog dat de schepping, bara, in het zuidarabisch voorkomt als bouwen en in het dialect van het zuidarabische eiland Soqotra het voorkomt als baren. Hij stelt dat het vergeleken mag worden met het Hebreeuwse bana, wat bouwen en nakomelingschap schenken betekent, en in het ugaritisch ook scheppen. Hij ziet ook verbindingen met het Hebreeuwse woord ben, zoon, bar in het Aramees. De schepping is dus in principe gewoon een geboorte in een rivier, door een donkere vrouw, een natuurvrouw. De donkerheid van haar is metaforisch voor de bescherming van het kind, zoals ook de rivier dit is, als het natte van haar baarmoeder. Daarna had ik een droom, vannacht. Ik was bij het Markermeer in gevecht met Keo, een demonische heerser over Amsterdam, het IJmeer en het Markermeer. Hij kwam tot mij in de vorm van een lerares Nederlands van vroeger. Ik vroeg haar of ze enige geestelijkheid had, en ze zei dat ze daar niet aan deed. Ze had twee verschillende kleuren schoenen aan. Ons gevecht leidde tot een soort berging of kelder, en ik zei tegen haar : 'Je kan op scholen geen kinderen onder dwang leren

139 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication