266

Zij zijn niet gericht op de werken van het vlees om hen heen, het aardse, dat wat volwassenen hen vertellen. Neen. Zij hebben hun eigen dromen en hun eigen interpretaties. Zij zijn nog vrij, en kijken naar boven, terwijl volwassenen allemaal naar elkaar kijken en God hebben vergeten. Het kind is een geestelijke reiziger, terwijl de volwassene een vleselijke reiziger is, ontdaan van zijn dromen en daarom de dromen van het kind wil stelen en exploiteren. 5 wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? De onbesneden, protserige Goliath die zichzelf boven ieder ander mens waant, als God, is wat de mens wil. De mens wil het vlees, altijd maar weer. Een kind als David had niet veel kans. Toch had God David uitverkoren. God kiest altijd voor het kind, niet de vleselijke volwassenen. Volwassenen kiezen namelijk altijd voor andere vleselijke volwassenen, en niet voor God, omdat ze onbesneden zijn. En het ergste nog is dat zij God imiteren, alsof zij God zelf zijn, wat spotten is. 6 Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. God had naar David omgezien, dat kleine kind, en zoveel dromen gegeven. Dat was de heerlijkheid van David, veracht door onbesneden volwassenen, want zij hadden die heerlijkheid niet. Zij hadden zich nooit laten besnijden. Zij speelden de spelletjes van het vlees, zoals Goliath, maar zij zouden hiervoor een hoge prijs moeten betalen, want het pad van de zonde leidt tot de dood. Ook het pad van het kruis leidt tot de dood, maar dat is een hele andere dood, namelijk de dood van het vlees, wat de eeuwige zalige dood is die ten leven opwekt. Goliath wilde dat allemaal niet, en liep ermee te spotten. Goliath dacht dat hij alles beter wist, dat het vlees de weg tot zaligheid was, en dat verkocht hij. Hij had een markt waarmee hij naam en faam wilde maken. Hij wilde gevreesd zijn. David was al bijna goddelijk gemaakt en moest deze valse god nog verslaan, deze familiaire macht, deze dromendoder. 7 Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd: Uiteindelijk zou David Goliath verslaan, dit vleselijke familie systeem, want alleen aan God, oftewel de eeuwige en heilige kennis, zou de eer toekomen, niet aan een onbesnedene. De onbesnedene werd geloofd en geprezen door al het vlees, maar David deed er niet aan mee. David kon er doorheen prikken. David luisterde naar zijn dromen, niet naar de vleselijke wensen van hen om hem heen. 8 schapen en runderen altegader en ook de dieren des velds, Schapen zijn een beeld van kudde volgers. Daar deed David niet aan mee. Dat leidde tot de dood. Runderen zijn een beeld van vleselijke ambachten, werken van het vlees voor het vlees, in plaats van geestelijke werken voor het geestelijke. Het rund is een beeld van de beroepsmatigheid van de zonde, wat een hele hoge graad is van vleselijkheid, namelijk de verharding van het vleselijke, waardoor een mens geestelijk voor eeuwig afsterft uiteindelijk. Beroepsmatigheid van zonde zien we terug in de vlees-industrie, de psychiatrie, het stierenvechten, de dentistrie, en in de scholen en opleidingen voor dit soort instanties. Van al deze dingen is Goliath een beeld. En het werd onder de voet van David gesteld. 9 de vogelen des hemels en de vissen der zee,

267 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication