295

Ezechiel kreeg toen gruwelen te zien zoals de babylonische christus en afgod Tammuz, die door vrouwen werd beweend. Hij was een vegetatie god, en net als Jezus een herder, en ook zoals Amos, waar de naam trouwens ook op wijst, en wat uit de voortijd komt, waarin Amos een profetisch Hoseaans werk had, en wat ook weer terugkomt in de Tammuz mythe, waarin hij sterft door zijn huwelijk met de godin. Tammuz is ook een Israelitische maand, wat de maand van het gouden kalf is. Het bijbel virus gaat niet zomaar weg, maar moet ontleed worden. Het is een kruis, een juk, wat de mens moet dragen, om zo tot diepte te komen. Sefanja 1 1 Het woord des Heren, dat kwam tot Sefanja, de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda. De zoon van de donkere (vrouw), in de dagen van Josia, de grote reformator, en daarna kwam de babylonische ballingschap. Babylon was een veel ouder volk dan Israel, waar ook Abraham oorspronkelijk vandaan kwam, dus de mens moest na de reformatie van Josia de regressie in, zoals dat vandaag ook moet gebeuren. 2 Volkomen zal Ik alles van de aardbodem wegvagen, luidt het woord des Heren. Dit is gericht tegen het vleselijke leven, opdat de mens in het geestelijke opgewekt zou worden. 3 Ik zal wegvagen mens en dier, Ik zal wegvagen het gevogelte des hemels en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, luidt het woord des Heren. Er zou niets overgeslagen worden van het vlees, want dat zou tot een valstrik zijn. 4 Ik zal mijn hand uitstrekken tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem, en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baäl en de naam der afgodsdienaren met de priesters, Dit gaat dus over de komende babylonische ballingschap. Jeruzalem zou branden. 5 en hen die op de daken zich nederbuigen voor het heer des hemels, en die zich nederbuigen en zweren bij de Here en zweren bij hun Moloch; De mens kan geen twee heren dienen : het goede en het kwade, de kennis en de onwetendheid, het geestelijke en het vleselijke, de waarheid en de leugen. 6 ook hen die van de Here afvallen, en die de Here niet zoeken noch naar Hem vragen. Er zou geen plaats meer zijn voor onverschilligheid. 7 Zwijg voor het aangezicht van de Here Here, want nabij is de dag des Heren; want de Here heeft een offermaal bereid; Hij heeft zijn genodigden geheiligd. Het offeren is het vleselijke inleveren om het geestelijke te ontvangen. Het vleselijke wordt zo vertaald, gerecycled. 8 Het zal geschieden ten dage van het offermaal des Heren, dat Ik bezoeking zal doen over de

296 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication