312

zou kunnen verlaten. Het was het meest paradijselijke wat ze ooit had gezien. Ze ontmoette een hagedis, en toen het wegbewoog zag ze iets glinsteren wat een sieraad bleek te zijn. Dit nam ze mee, in de hoop een oude schat te hebben gevonden, maar het bleek slechts van iemand anders te zijn die het daar recent had laten liggen. Ze had er zolang over nagedacht, over de waarde van het sieraad, over de geschiedenis die het mee zou dragen, over hoe het haar opwond, maar de anderen deden er heel gemakkelijk over. Toen ze weer bij de mensen was werd ze van een illusie beroofd. Het houdt haar niet tegen de natuur verder te ontdekken, en door dit alles groeit haar band met de auteur. Ze ontdekt dat hij wel overal kan komen en goed kan klimmen, omdat hij dat nu eenmaal gewend is. Het is zijn eiland. Op een dag wordt ze wakker met een virus, en ze vraagt zich af hoe dat kan in zo'n warm paradijs. De auteur zond haar toen terug naar bed en ze mocht niet bij de anderen in de buurt komen met het virus. Hij wilde niet dat zij de anderen zou besmetten en er was ook geen dokter op het eiland. Haar collega's probeerden bij haar in de buurt te komen, maar de auteur hield hen weg. Alhoewel de auteur boos was had hij een ijzeren zelfbeheersing, zegt het boek. Hij raakte in verbaal gevecht met de collega's om haar, en daarna spraken ze alleen nog met elkaar uit beleefdheid. Hierdoor werd de band tussen de auteur en de vrouw sterker, maar hij leefde alleen voor zijn werk, en zij zou al zijn werkzaamheden verstoren, dus hij moest haar weer laten gaan. De twee maanden waren bijna voorbij. Het schip zou komen om haar mee te nemen. Op het laatste moment wilde hij haar toch niet weg laten gaan, omdat hij anders het gevoel zou hebben geen woord meer op het papier te kunnen krijgen, en zo eindigt het boek. De ontmoeting met de hagedis is dus belangrijk geweest voor dit alles. De hagedis is een beeld van de toetsende onbeweeglijkheid, de leegte, het minderen, het minimalisme. Hierdoor trekt het de krachten aan van de andere wereld, van de hogere natuur en kunnen er wonderen gaan gebeuren. Het boek is natuurlijk zwaar metaforisch. De schrijfster is Rebecca Stratton. 1979 roept al lang naar mij, als een natuurvrouw, als een eiland van onaangetaste natuur. De auteur is niet goedkoop, heeft zijn wereld goed bewaakt. Dit komt ook weer terug in de Vur, in boek 105, de appel : 105. DE APPEL 1. Ik was maar een droom, 2. Mijn spiegel is stukgeslagen, 3. Nu sijpel ik weg, 4. Zij die mij volgen zullen alleen wat appels vinden, 5. En wat verhalen, 6. Om de dag door te komen Dit gebeurt door de wonden van het leven. Je wordt gevoeliger en dieper, kan minder aansluiting vinden, want het vleselijke kan het geestelijke niet verstaan, en je raakt ook je vertrouwen kwijt. Alles komt op andere manieren tot je, niet meer door vertrouwen, maar door de toets. Zo had de auteur zijn eiland ook ingericht. Eerst moest er waardigheid getoond en bewezen worden. Dit ging uiteindelijk door een virus waartegen antistoffen aangemaakt moest worden, om zo in zijn wereld te komen. Al het andere zou hier niet doorheen kunnen komen. Je geeft niet alles meer direct door, geheel ontbloot, want je bent bang voor verdichting en siamezing, bang voor het aantrekken van parasieten, dus alles gaat via omwegen, wat ook de boodschap van de Vur is, en wat een natuurboodschap is. Het rechtstreekse, onverhulde is te gevaarlijk … Alles is gecamoufleerd, ook als je als naakte wilden in de wildernis leeft ben je nog bedekt met moeder aarde. Daarom is alle overmatige hygiene vandaag de dag ook onzin, want je schuurt alle beschermlaagjes zo weg en wordt dan juist vatbaar voor allerlei virussen. Het is juist een ziekte van de aggressieve chemicaliën

313 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication