316

strijd over. Het boek stelt dat het niet goed ging tussen Eden en Steven, de serpent. Ze had niet het gevoel dat zij bij hem ergens voor deugde. Het boek stelt : 'Ze wilde er niet op ingaan; ze had al genoeg tijd verspild aan nutteloze spijtige gedachten. Ze kon beter denken aan de veranderingen die ze had gepland voor het park.' Het park was haar hof, de hof van Eden, en daar werkte ze voor, en ze was gericht op dat werk, om mensen er te kunnen laten overleven, in de natuur, in de wildernis. Dat was haar doel. Ze wilde niet afgeleid worden door de slang. Ze had er al genoeg mee geworsteld. Toch wordt er dan weer in verkleinwoordjes over haar gesproken. Die slang is gewoon aanwezig. Je voelt het. Het boek is gewoon geheel doorweekt met die slang. Een vriend heeft dit door en probeert haar te beschermen tegen de slang, maar de slang wordt woedend, en het dreigt totaal te escaleren. Toch weet zij dat de slang veel subtielere en doeltreffende manieren had om zijn ongenoegen te uiten. Er waren andere soorten van mishandeling. Maar dan gebeurt er iets in Eden zelf : Ze accepteert geen verdediging van die vriend, en zend hem weg, na zelf ook boos te zijn geworden. Ze offert haarzelf dan op, en de slang wordt weer enorm groot, de man komt weer op een enorm voetstuk. Als door een virus kwam ze weer in zijn wurggreep. Ze beschrijft dit als dat hij alleen maar het vleselijke wil en niet het geestelijke. Hij wil haar lichaam, niet haar ziel, en dat is een dof verdriet voor haar. Zij had wat meer diepte gewild. Daar was ze immers Eden voor, de paradijselijke hof, die een duidelijk doel voor ogen had. Het is heel tragisch. Eden ziet dat hij alleen maar haar omhulsel wil, maar geeft dan uiteindelijk maar toe, zo van 'het zij zo.' Ze beleeft het als een gevangenis waaruit ze niet kan ontsnappen. 'Vooruit dan maar,' maar ze huilt er wel bij. Ze beschrijft hem dan als een heidense afgod, en als hij dieper wil gaan, dan protesteert ze ineens. Ze kan hem niet toelaten. Ze spande haar lichaam in zwijgend protest zegt het boek. De slang is woedend. De slang begint te schelden, wat ook terugkomt in de bijbel in het boek Daniel en Openbaring. De slang krijgt niet wat het wil. Zij is geschokt en blijft zwijgend onbeweeglijk zitten als een hagedis. Hij noemde haar een kleine idioot. Het hele boek door gaat het over deze knipperlicht relatie. Het is hetzelfde als hoe de mens zit opgesloten in het vleselijke, wel of niet door zijn eigen schuld, en moet daar een gevecht mee voeren, verdiepende, loslatende, en het goede ervan bewarende. Ze komt niet meer los van deze herinnering en moet dan het beste ervan maken en het een plaatsje geven. Ze kan het kind niet met badwater weggooien. Deze slang zit te diep, heeft teveel van haar, dat het niet strategisch is om het allemaal totaal af te kappen, en dat zou ook een mission impossible zijn. Ze zijn dan inmiddels ook al getrouwd. Zij is Eden, hij is de slang, en de tuin gaat door zekere seizoenen om de schoonheid van de natuur tot uiting te brengen. Hoe was dit alles gekomen ? Het boek beschreef de diepere geschiedenis van dit alles. Eden was eens met het dochtertje van Steven, de slang, die veel was pijngedaan door haar moeder. Toen vertelde Eden dat zij ooit eens getrouwd was en ook een dochtertje had, maar dat haar man te hard reed en dat de auto verongelukte. Ze werd toen wakker in het ziekenhuis en kreeg te horen dat haar man en haar dochtertje niet meer leefden, dus ze kon Dawn's pijn begrijpen. Dawn had toen gezegd dat zij toen wel haar dochtertje zou wezen. Dat wilde ze graag en ze omhelsde haar nieuwe dochtertje, en het genas haar, maar toen besefde ze ook dat ze voor altijd hier aan vast zou zitten, ook aan haar vader, Steven, de slang. (p. 69-71) Het zijn ingewikkelde situaties, 'interlocked'. De mens is schaakmat gezet en moet er doorheen. Je kan ergens uit weggaan, maar hoe krijg je het uit je weg ? Er zijn vele onzichtbare contracten, vele onzichtbare navelstrengen en vele onzichtbare belastingen. De mens ontkomt er niet zomaar aan. Het raadsel van Eden moet opgelost worden en van de slang, en zo ook van de staf van Mozes die in een slang veranderde en de exodus veroorzaakte. Heeft de mens de slang nodig ? De slang bood ook de gnosis aan. Het is dus allemaal heel dubbel. Het is een kruis waar de mens niet aan ontkomt. Daarom wees Mozes ook op de slang aan de paal, of aan het kruis, in de wildernis, opdat de mens zou leven. In het boek 'Misleidende gevoelens' erft een vrouw het landhuis van haar overleden man, wat vol geschiedenis zit, genoeg om uit te pluizen. Als het vleselijke is gestorven, dan is er nog

317 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication