355

Ook de zoeker moet op visjacht gaan. De vis is het beeld van het eenzijdige vlees. De vis is ook een beeld van studie. Men moet dus eerst alle vleselijke studie afleggen. 23b. Ik hoor de liederen in de verte, De wind brengt me daar Alleen de verbrokenheid kan de mens tot de psalmen brengen, wanneer eerst de vleselijke psalmen in de mens worden verbroken. Er zijn namelijk ook psalmen tot mammon. 26. Oh, neem me weg tot het land achter de zee, Een speer door zijn hoofd, Om dieper te komen tot dit land achter de zee Dan komen de visjagers ons tegemoet. Een speer gaat door onze hoofden als we te dichtbij komen, om de vleselijke studie en zijn vleselijke eenzijdigheid te doorboren. 28. Ik ren, brekende door muren, Want mijn herinneringen zijn naar mij op jacht, Ik ren, en dan val ik, Een herinnering heeft mij geraakt, Een pijl diep in mijn rug 29. En dan kruip ik tot de rode bloemenvelden, Wilde, rode bloemen, als bruggen over woeste rivieren, Zij hangen in mijn haar, als duistere sieraden Het kruipen is een beeld van verbrokenheid, doorboordheid, van nederheid, het buigen. Ook de pijlen van het verleden worden hiervoor gebruikt. Zo jagen de visjagers. Zij gebruiken de giffen en pijlpunten van het verleden. Psalm 1 van de Thenem in de bilha zegt dat alle valse kennis verduisterd dient te worden, alle overbodige kennis. De mens weet teveel, kent teveel, en moet weer gaan slapen. Daarom zal de valse kennis verstrooid worden. De mens moet verstijven, bevriezen, want de mens gaat te snel, wil van alles. Daarom zegt de thenemse psalmist van de bilha in psalm 1 : 19. Over de ijszeeën roept Uw stem ons. 20. Waar de Walkuren de bevroren zielen opvissen. 21. Zij staan aan de kusten met hun netten. 22. Oh, alleen zij die ijsziek zijn kunnen u verstaan. 23. Zij hebben alles achter zich gelaten. De chinese psalm 2 is dan eigenlijk de boom aan waterstromen die doorgroeit tot in het hart van de vallei, zich overal verspreid met groen, de diepte in, de putten in, vanwege het zoeken naar de moederborst, de bron, de baarmoeder, voor diepere wedergeboorte. De israelitische psalm 2 gaat over het zoonschap, wat volkomen wordt door het hongeren, door het offeren, de oorlog, want het is en blijft een oorlogspsalm. Zoals psalm 2 van de rig veda ook stelt dat het zelf ondergaan moet worden, niet door projectie. De mens moet zelf terugkeren tot het zoonschap, en dit niet allemaal aan een afgod overlaten. Het is de oorlog tegen het vlees, het zelf. De tweede psalm van de Vur zegt dat als alles tot lagere doseringen wordt dan wordt het heilzaam, tot medicijn. De slaap is de melkgevende tepel, stelt de bakroe psalmist in psalm 2. Telkens weer komt de slaap voorbij en mag het benut worden. Twijfelen is ook een slaap, stelt de psalm.

356 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication