36

Hoofdstuk 15. het zoonschap Calvijn stelt dat in Kolossenzen Paulus ons leert, dat we in alles opnieuw moeten oproepen tot dankbaarheid. Trouwens, hij waarschuwt ons, door zijn voorbeeld, met dankbaarheid niet alleen die dingen die de Heer ons toekent te erkennen, maar ook die dingen die hij anderen toekent. Hierbij moeten we erkennen dat alleen het zoonschap ons tot de ware God leidt, want zo ontstaat er een ware verbinding met de hemel, als wij opnieuw worden geboren. De kerk is niet dit zoonschap, maar het moet van binnen gebeuren. Calvijn stelt dat dit zoonschap zich uit in zowel dankbaarheid als gebed. De mens moet communiceren met de kennis. Er moet een band zijn met de kennis, door het zoonschap. Calvijn stelt dat we hierin moeten mediteren op het hemelse leven. Hoofdstuk 16. het vleselijke kan het geestelijke niet verstaan De muizenvolkeren, in hun blindelingse volgzaamheid en goedgelovigheid, komen in een grote dronkenschap terecht waarmee ze uiteindelijk bewapend worden om deze smerige drug te verdedigen. Kom niet aan hun heilige drugs, want dan vliegen ze je aan, en zetten ze hun nagels in je. Ze zijn snel afgeleid, verstrooid in de rommel van roddel die ze volgen, verzot op nieuwtjes en geruchten. Onwetendheid is hun waarheidsstempel, gebrek aan onderzoek hun ja-knikkende getuige en notaris. Ook Calvijn bespreekt zulke muizenvolkeren uitvoerig. In zijn commentaar op Jesaja 10 stelt hij dat mensen een brutaal gezicht hebben gekweekt waardoor ze denken dat elk excuus hen beschermt. De zwakkeren en de armen worden onderdrukt en zij zijn onbeschermd zodat ze makkelijk te plunderen zijn. Alles staat gewoon open. Toch moeten de zwakken en armen dit verdragen, omdat ondanks het kruis wat ze dragen God voor hen zorgt. Zij komen juist zo in contact met God. Calvijn stelt dat de mens door zulke beproevingen heenmoet. Er zijn altijd degenen die dan slapen. We kunnen stellen dat God het gebruikt om de mens te tuchtigen, zoals Jezus ook de gehoorzaamheid leerde door zijn lijden, en door zijn lijden was weggetrokken van de aardse zonden. Zo gaan ook de zintuigen open, iets wat voortdurende welvaart en voorspoed niet kan doen. De eenling zoekt dan ook vaak deze duisternissen op om zichzelf te kastijden en testen. Alles wijst dus terug op de gnosis. Niets staat op zichzelf. Calvijn stelt dat de mens niet is overgeleverd aan de grillen van slechte mannen, maar aan de ondoorgrondelijkheid en voorzienigheid van God die alles buigt naar de wil van de kennis.

37 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication