361

1. Israël in het Egypte land, Ze waren bijna beroofd van hun verstand. Onder onderdrukking vermenigvuldigden zij zich snel, maar de onderdrukker maakte hun leven tot een hel. 2. Nog harder moesten zij werken, En nog meer probeerde de vijand hen in te perken. Zwaar mishandeld waren zij als slaven, en moesten voor andermans huis draven. 3. En als er een jongen werd geboren voor Israel's plezier, Dan moest het geworpen worden in de rivier. Exodus 2 1. Toen werd er een kindje geboren van 't hemels schoon, Zijn moeder zag het als een waarlijk loon, Snel verborg zij het kindje tussen 't riet, Daarom vonden de langsgaande vijanden het niet 2. Maar eens wandelde de dochter van de vijand daar, En zij zag het kind in zijn mandje en het raakte in haar een snaar, En zij sprak : Dit kind is een Israeliet, Maar verdrinken wil ik het niet. 3. En zijn moeder moest hem moedermelk geven, maar daarna zou hij bij de dochter van de vijand moeten leven. Zij wilde het kind adopteren, om hem alle schatten van de vijand te leren. 4. Maar op een dag had hij een overste van de vijand gedood, en moest zo vluchten in hoge gewetensnood. 5. Zo werd hij een vreemdeling in een vreemd land, En vroeg daar aan iemand een dochter's hand. Hij woonde nu nog verder van zijn volk vandaan, Tot een vreemd land was hij gegaan. Exodus 3 1. En de boom was brandende en sprekende, zoals alle hemelse bomen, Als een teken dat zij die verdronken waren door de hand van de vijand tot God waren genomen En hij werd geroepen door de boom, Zijn volk werd nog steeds gehouden in toom 2. En hij moest het volk uitleiden, opdat zij zich in de wildernis zouden verspreiden. 3. En hij vroeg : Hoe moet ik dit doen ? Het lijkt wel een droom. En de hemel antwoorde : Onthoud slechts het wonder van de hemelse boom.

362 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication