378

hoofdstuk 29. Hemelse Psalmen Psalm 1 : Visser der Mensen 1 Wie mag naad'ren tot uw tent, Alleen wie de volharding kent. Zij die op 't Pniël hebben gestreden, en niet blindelings vertrouwen, zullen uw vesting bouwen. 2 Wie mag op uw berg gaan, Hij wie op 't Pniël heeft gestaan, Niet in overmoedig vertrouwen, Maar alle dingen heeft onderzocht, IJverig het werk gewrocht. 3 Wie mag er komen tot uw tent, Hij die zich op de hemel heeft afgestemd, Niet op de ijd'le dingen der aarde, Niet op het tijd'lijke zonder waarde 4 Wie mag er komen tot uw rivier, Hij die niet leeft voor slechts plezier, Maar in het leren een liefde heeft, En voor de gedachte te zondigen beeft. 5 Visser der mensen is hij, Die mindert bij alles wat hij doet en neemt, Sober zijn woning geleemd. hoofdstuk 30. Psalm 2. Wie zal aan vijand's hand ontkomen 1 De vijand gaat woest tekeer als een brullende leeuw, Dromende van zijn prooi, met woeste manen als hoofdtooi, Zal ik niet slaan die heupwiegers, Zijn zij niet allen bedriegers

379 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication