398

'Huh wat ?' vroeg die vrouw toen. Ik zei : 'Ja, ik ben namelijk ook brandweer.' 'Banketbakker en brandweer, dat is me ook wat,' zei die vrouw. 'Vandaar die hongerbroodjes dus. Je hebt er zeker niet veel tijd ingestoken.' Maar ja, ik moest gaan. Die vrouw stelde allemaal teveel vragen, en ik moest een brandje blussen. Toen ik er aankwam was het huis al afgebrand. 'Nou, u bent me ook een brandweer,' zei een mevrouw die daar woonde. Ik zei : 'Mevrouw, ik ben ook banketbakker. Ik heb geen dertig armen tegelijk.' 'Brandweer en banketbakker ?' vroeg die mevrouw. 'Hoe haalt u het in uw hoofd.' 'Moet u toevallig een hongerbroodje als troost ?' vroeg ik toen. 'Nee, laat maar,' zei de mevrouw toen. 'Dat hongerbroodje zal dan wel niet bestaan omdat het immers een hongerbroodje is.' 'Het bestond, het bestond,' zei ik, 'maar waarschijnlijk heeft die klant het meegenomen. Ik moest namelijk weg voor het fikkie. Maar ja, dat kan ik me permitteren met die hongerbroodjes. Ik kan ze gewoon doorverkopen omdat het immers niets hoeft te zijn. Maar dat hongerbroodje wat die klant waarschijnlijk heeft meegenomen was wel wat, maar dan is het er nu dus niet meer.' 'Dus ik zou er nog voor moeten betalen ook ?' vroeg die mevrouw. 'Voor niks gaat de zon op, mevrouw,' zei ik toen. 'Maar u heeft net wel lekker mijn huis laten afbranden,' zei die vrouw toen. 'Allemaal om die hongerbroodjes.' 'Daar zijn het hongerbroodjes voor, mevrouw,' zei ik toen. 'Om iemand in de brand te laten zitten ?' zei de vrouw. 'Ik deed het niet expres,' zei ik. 'Het was een ongelukje. Ik moest even een klant helpen.' 'U bent een verschrikkelijke brandweer, en een verschrikkelijke banketbakker,' zei de vrouw. 'Ik kan niet alles hebben,' zei ik. 'U heeft mij geflest,' zei de vrouw. 'U moet of banketbakker zijn, of brandweer. U kunt het niet allebei zijn. Kom nou, daar komen ongelukken van, zoals nu.' 'Ik ben ook dokter en politie agent,' zei ik. 'W... wat ?' vroeg de vrouw. 'Bent u gek geworden ?' 'Nee, ik verkoop gewoon hongerbroodjes,' zei ik. 'Daar leent het zich voor.' 'Nou, ik heb anders geen honger meer,' zei de vrouw. 'En nu is mijn huis weg.' 'Ach, u kunt wel bij mij komen wonen,' zei ik toen. De vrouw keek me toen helemaal stralend aan. Ik nam haar mee naar huis, gaf haar een kamer, en zou haar het vak leren. 'U bent de beste broodjesbakker die ik ken,' zei ze toen. 'Lang leve het hongerbrood.' 47.2 - de banketbakker 2 – het hongerkrantje

399 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication