455

Moeder, die tranen zijn zo duur, kostbaarder dan goud, draaien ze mijn maag om. Moeder, die lied'ren zijn zo zoet, als stille regen komen zij. Vader komt nog thuis vanavond, en de Karazuur. Mijn lieve is er weer, met sieraden van de wind en de sneeuw, komt tot allen die haar beminne. Liefde als een vuur, als de roze karazuur. Ik durf niet meer te kijken, vader komt vanavond nog thuis. Moeder staat voor 't venster. Zij staart me aan. Kan ik nu alles vergeten, nu zij het licht heeft uitgedaan. 'T is bijna nacht, ik ga slapen, of is het al weer tijd om te ontwaken. Metensia als de zon in schone velden. De Karazuur wacht stil, daar waar het altijd stil is. Vader komt gauw thuis, de regen valt al. Ik hoor de deuren van de schuur. Nu zijn ze dicht, klaar voor de nacht. Metensia, zij staat op wacht. Haar dier heeft ons meegenomen. Ik heb het echt gezien. Of zijn dit gewoon vreemde dromen. Moeder, heb jij het ook gezien. Of is ze nog niet hier. Er staat een bord voor haar op tafel, en voor de Karazuur, het vlees van hen die haar haten. De bliksem slaat steeds in. Is het uw Geest of de nieuwe morgen, voedsel voor de Karazuur. Gods engelen zijn daar, als landbouwers der hemelen. Welke planten schieten op uit de akker. Ik laat dit huis maar eens weer los, mijn haren zijn wild, moeder, de krachtige beminning, de tempel in de honingraat. Wie staat op de loer. Wie lokt ons nu, in dit heilige uur. Wie maakt woning in ons, en waar maken wij woning. Of ben ik maar alleen, tussen de distels van het veld, zonder de kleur van een kroning, zonder huis, zonder woning, gegrepen door een dier. Wie maakte mij, waarom ben ik hier. Waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe. Ben ik wel wie ik denk ik ben, of ben ik iemand anders. De Karazuur komt naar mij toe, dan lopen dingen toch anders, en schijnen anders te zijn. Kan ik mijn gedachten nog wel vertrouwen, ik leg ze stil in God. De vur zegt in boek 44 : In haar taal hebben ze allen een plaats, Totdat de rode sneeuw het raadsel openbaart, Rode drop om het verstand te genezen Boek 47 : Ik ren door de paarse sneeuw tot de woestijn, Dit zijn vergeten paden, Het gaat dieper en dieper, door in en uit, Het groeit op de markt als een vreemde vrucht, Als een televisie, reflecterende het onbekende, Waar het geheugen de verslaving is Boek 1 : Ik zal het begrijpen, deze onsterfelijkheid, de lelie, drijvende op de waterstroom, drijvende op de waterdroom Ik wacht op het schip. Neem me op, neem me mee met jou, Naar een plaats van witte sneeuw en dauw, Ik wacht op het schip, Langs satijnen voorhangsels Boek 19 : Maar soms kwamen de herinneringen terug,

456 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication