468

hoofdstuk 61. de vur 1:1-2 Deze bruggen zijn gemaakt van bruine bloemen, Bruggen tussen jou en mij, Waar leiden zij naartoe ? Wanneer ik naar jou kijk, vaag ik weg, Wanneer ik aan je denk, laat ik je wegglijden, Dit is hoe ik mijn boog grijp, Maar ik bereik het nooit zo begint de vur in 1:1, zo van : 'maar direct met de deur in huis vallen.' Wat een tafereeltje, hè, mensen ? Een brug tussen de dichter en de 'jou' persoon, of liever gezegd meerdere bruggen, en gemaakt van bruine bloemen. Niet dat hij er dan als een gek overheen rent. Neen. Als hij naar de 'jou' persoon kijkt vaagt hij weg, en als hij aan de 'jou' persoon denkt, dan laat hij die persoon wegglijden. Is dat dan onverschilligheid ? Neen. Integendeel. Het is een beeld van tederheid, van voorzichtigheid. Hij wil zich niet schuldig maken aan vooroordeel. Daarom grijpt hij naar zijn boog en gaat er expres langsheen, als een schijnbeweging, want er moeten hele andere dingen gebeuren. Hij strijdt niet tegen de 'jou' persoon, want die schuift hij op de achtergrond, maar als hij zijn boog zou grijpen dan zou hij ergens anders tegen strijden, misschien tegen dat wat tussen hen inzit, of tussen hem en de kennis over de 'jou' persoon. Vers 2 gaat dan verder : Ik kan niets bereiken, en ik denk dat dit nog maar het begin is, En dan bevind ik mijzelf in een bruin bloemenveld, Alleen in de bruine nacht, Een nacht in vele jaren, Kan ik zijn in de bruine bloemenvelden, Deze bruggen tussen jou en mij Hij is dan eigenlijk helemaal niet meer met de 'jou' persoon bezig, want hij heeft die persoon op de achtergrond geschoven, omdat er eerst wat anders belangrijk was, en hij is helemaal gefixeerd op de bruggen, want die moeten goed zijn, natuurlijk, vruchtbaar. De vur stelt daarom ook dat er alleen maar leven mogelijk is op de brug. Dat wat er buiten valt is slechts illusie en zal ten onder gaan. De brug, dat is waar het om gaat, en het gaat hier om bruine bloemen of bruine bloemenvelden die de bruggen voorstellen, als beeld van verborgenheid, en dat bloemenveld is er alleen maar in de bruine nacht, een nacht in vele jaren. Het is dus iets waar je naartoe moet werken, op moet mediteren, in plaats van telkens maar op de ander te mediteren. Er is leven in de brug, en die brug kennen we te weinig. Zonder de brug te kennen kunnen we ook het andere niet kennen. Wat een tafereeltje. De dichter of psalmist staat daar in een bruin bloemenveld, en wordt door de bruine bloemen zo overweldigd, dat hij helemaal geen tijd meer heeft voor de jou persoon, en dat is maar goed ook, want anders zou hij de jou persoon helemaal verkeerd beoordelen. En zo gezegd is het veld van bruine bloemen een pad wat ergens naartoe leidt, of er gaat een pad doorheen. Waar leidt het naartoe ?

469 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication