Ik zal het begrijpen, deze onsterfelijkheid, de lelie, drijvende op de waterstroom, drijvende op de waterdroom Durf te dromen, maar durf ook je dromen te begrijpen, durf de techniek ervan onder ogen te komen, de hemelse wetenschap. Een dwaas man bouwt zijn huis op los zand, maar een wijs man bouwt zijn huis op goede gronden. Weet wat je droomt. Vraag om de gave van uitleg, ook van de uitleg van dromen. Dat is ook een shamanistische of charismatische gave. Zo leven de indianen ook. Ze begrijpen wat ze doen, denken en dromen. Ze kennen de tekenen. Ze kennen de taal. Maar ze laten altijd weer ruimte voor hogere betekenissen. Daarom volgen ze ook het grote geestelijke, zoals ze dat noemen. De arend vliegt altijd weer hoger. Vers 6 zegt dan : Ik wacht op het schip. Neem me op, neem me mee met jou, Naar een plaats van witte sneeuw en dauw, Ik wacht op het schip, Langs satijnen voorhangsels Zo komen we tot het land van sneeuw, van zomersneeuw, want hierin is het hart gewikkeld. Heb je daar weleens van gehoord, van warme sneeuw ? En dauw is een beeld van het ochtendvocht. De nacht is voorbij, heeft zich verdiept, of het is gewoon een nieuwe droom. De nacht is een brug. De sneeuw is een wereld van voorzichtigheid, van keurigheid, niet van slordig vooroordeel. Trek je terug wanneer je je terug moet trekken. Ga niet daar waar engelen niet durven te komen. Laat de draden dun zijn. Totdat je sneeuw in je handen hebt. Dat zal je leiden en je bewaken tegen overmoed. Wees niet onredelijk hard over zaken waar je geen weet van hebt, maar doe onderzoek, maak verbindingen, probeer de samenhang onder ogen te komen, weest zachtmoedig. Vaak betekent dat veel de andere wang toekeren, maar laat je niet misleiden voortijdig uit je hol te komen om toe te slaan. Weet waartegen je strijdt. Wees geen blinde vuistvechter. De sneeuw is een natuurzachtheid, naar zowel mens als dier. Als je alleen zachtheid hebt naar de mensen en dan niet naar de dieren, dan is dat een valse zachtheid. Vers 7 zegt dan : Ik wacht op mijn schip, Het is mijn schip, Ik heb de hoogste rang, Als je niet doet wat ik zeg, Dan zal je daarvoor gestrafd worden, Want jij bent een lagere rang, En ik ga niet veel uitleggen aan lagere rangen Oh, wat is dit een duister vers. Is het geen nachtmerrie ? De dichter denkt na over het trauma, wat van geslacht tot geslacht wordt doorgegeven : de valse beroepen van de families. Ze wanen alsof ze daarom macht over elkaar mogen uitoefenen vanwege hun papiertjes die helemaal niks zeggen maar alleen bedrieglijk zijn. Nee, nu ga ik ook niet veel uitleggen. Dat heb ik al genoeg gedaan. En wie is er dan de lagere rang ? De dichter worstelt hiermee zoals we in het boek zien. De mensen hebben hun macht opgekocht, door geweld verkregen, en zo verkopen ze hun valse kennis door, hun onkunde. Het is slechts zeer selectieve kennis. Dat is waartegen we strijden. Wie is er dan de lagere rang ? Dat is nog altijd wat de gnosis bepaalt. De eersten zullen de laatsten zijn. Wie de grootste wil zijn zal de minste zijn, en de minste zal de grootste zijn. Weten we wat deze woorden inhouden ? 'Wat gij aan de minsten van mijn broeders hebt aangedaan, hebt gij mij aangedaan.' Wat wij de dieren aandoen … En dan even doordenken … Wie hebben we dat aangedaan ? Wie hebben we gekruisigd ? Wie wordt er telkens weer, dag aan dag gekruisigd voor de vraatzucht van de mens ?
475 Online Touch Home