538

1 Aldus luidt het woord des Heren tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten. 5 De Here is aan uw rechterhand. Hij verplettert koningen ten dage van zijn toorn; 6 Hij houdt gericht onder de heidenen, hoopt lijken op, verplettert hoofden op het wijde veld. 7 Hij drinkt onderweg uit de beek; daarom heft hij het hoofd op. Hij brengt het in verband met psalm 72 : 8 Hij heerse van zee tot zee, van de Rivier tot de einden der aarde. 9 Mogen voor hem de woestijnbewoners zich bukken, zijn vijanden het stof lekken; 10 de koningen van Tarsis en de kustlanden hem geschenken brengen, de koningen van Saba en Seba hem schatting offeren, 11 mogen alle koningen zich voor hem nederbuigen, alle volkeren hem dienen. NHR spreekt over een ultimatum wat aan het einde van psalm 2 wordt gesteld, wat ook een onderdeel is van het kehatitisch verschijnsel. Als de mens treuzelt omtrend de heilige dingen en heilige taken van god, dan zal de mens ook onder God's toorn komen en sterven. Treuzelaars, spijbelaars, belastingontduikers, dienstweigeraars, zullen niet verder kunnen komen op de tredes tot osiris. Psalm 3, 8 a Sta op, Heere; bevrijd mij, mijn God b. Ja, Gij hebt mijn vijanden op de kaak geslagen, stuk gebroken de tanden van de goddelozen. NHR stelt dat tussen 8a en 8b er een cultisch ritueel plaatsvond. 6. Ik, ik heb mij neergelegd en toen sliep ik in; ik ben ontwaakt, want de HERE — Hij ondersteunt mij. Hebreeuws : De Heere onderdrukt mij, drukt zwaar op mij, is tot mij genaderd, heeft mij neergezet, dreef mij in het nauw, heeft mij gebonden. NHR : 'De nacht is vol van dreiging en gevaar, speciaal in oorlogsomstandigheden; de dichter is weerloos, omdat hij sliep.' In het Aramees geeft vers 6 de indruk dat het hier om een overweldiging gaat door de Heer. Allereerst gaat het namelijk over de strijd van de dichter tegen zijn vlees, en hierin overweldigd God zijn vlees en bindt hem terwijl hij slaapt. NHR spreekt niet slechts van een slaan op de kaak, maar over een verbrijzeling van de kaak, en stelt de vijand ook voor als wilde dieren. NHR stelt dat het een morgengebed is en klaaglied in oorlogsomstandigheden. Zoals ook bij andere psalmen stelt NHR dat deze psalm werd gebruikt bij cultische rituelen die zich herhaalden m.b.t. de tentendienst. 4 Maar Gij, Here, zijt een schild dat mij dekt, mijn heerlijkheid, en die mijn hoofd opheft.

539 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication