553

2:12 – Ook gij Ethiopiërs zult zelf door mijn mes worden gedood. Calvijn noemt ook het loon van de Ethiopiërs, omdat zij het uitverkoren volk hadden bedreigd, en daarom werden zij bedreigd van Godswege. Calvijn waarschuwt voor de ongevoeligheid en zorgeloosheid door rijkdom, want daarover komt God's toorn, vooral als deze rijkdom hen ook wreed maakt, zodat zij het overblijfsel vervolgen, beroven, plunderen en doden. Calvijn noemde Zefanja niet iemand die met eigen verzinsels aankwam, maar een vertolker van de hemelse leer. 1:17 – En Ik zal de mens, of mensen, in het nauw drijven, en zij zullen ronddolen als blinden, omdat zij goddeloos tegen de Heer hebben gehandeld, en hun bloed zal worden uitgegoten als stof, en hun vlees zal zijn als drek. Er zullen pinnen door het vlees van de mens gaan, en hun ogen zullen uitgestoken worden, en zo zullen ze ronddolen. Er zullen kippenveren hangen aan de pinnen door het vlees. De mens zal zijn tot een eeuwige verdoemde, wenend en klagend, hongerend, in ballingschap. Zo zal hun vlees vermageren en hun bloed wegstromen, wat ook symbolisch is dat ze losgesneden zullen worden van hun bloedlijnen waar ze vandaan kwamen. Ze zijn in ballingschap. Met familie banden wordt niet meer gerekend. Die zullen wegbloeden. Deze eeuwige verdoemenis is een heilige verdoemenis over hun vlees, dus niet in letterlijke westers christelijke zin, maar meer allegorisch. De mens was immers zelfverzekerd op de weg van het vlees, en daarom moeten ze nu eerst dwalen. Ze waren wijs in eigen ogen, en daarom moesten ze eerst blind worden, wat een profetische blindheid is. Calvijn zegt dat ze werden overgeleverd aan de diepste spot, opdat ze los zouden komen van alle ijdele roem waarmee ze waren opgeblazen. God is als de wijnpers, de treder van de druiven van het vlees. De voeten begeren zo'n jacht op de varkens van het vlees. Ze zijn roofzuchtig. Laten we beseffen dat het vlees in het Aramees ook het mannelijk geslachtsdeel is, en ook de man zelf is een geslachtsdeel, oftewel zaaddragend. Calvijn noemt het geroep van het geslagen volk wat Zefanja tegenover de stemmen van de profeten stelt, die zij hadden veracht en bespot. 1:15 – Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en angst, een dag van overrompeling en verwoesting, van duisternis en donkerheid, van bewolking en dichte mist. 1:16 – Een dag van krijgsgeschreeuw en bazuingeschal over de verstrekte steden en hoge hoektorens. Calvijn stelt dat de mens moet ontwaken tot het geklank van de bazuin, tot het onderwijs wat nodig is om afstand te doen van het wereldse vlees. Deze bazuinen worden zowel in het OT als in het boek openbaring besproken, en in de zin van 1:16 gaat dit ook om het horen van het krijgsgeschreeuw. Tevens zullen wij dan het geschreeuw en gegil van het vlees horen, de krijsende varkens. Calvijn zegt dat het dwaas is de wraak van God proberen te verkleinen, zoals geveinsden en goddelozen dit doen. Zij denken alleen maar in gemakkelijkheden en hebben God in hun halsstarrigheid zo getard dat hij als een gewapende vijand tegen hen optrekt. Het vlees put vertrouwen uit het verachten van God, en het vlees is gerust wanneer het schuilplaatsen vindt om zich ver aan het aangezicht van God te onttrekken. Het vlees verlangt geen andere rust dan die voortkomt uit het vergeten van God. 1:14 – Nabij is de grote dag van de Heer, nabij en zich zeer haastende, de stem van de dag van de Heer is bitter. Anderen vertalen : de sterke zal daar luid roepen, of luid gillen, wat een beeld is van het gillende varken als een beeld van het vlees. De Israelieten geloofden niet in de eeuwige verdoemenis zoals in het christelijke westen, en nog steeds niet, zoals ook de eerste christenen dit niet geloofden, omdat zij immers de metaforische talen kenden. Het domme westen heeft alles verletterlijkt voor een markt door gebrek aan

554 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication