568

op ingebakken vooroordelen gebouwd. Hij gaat in tegen alle heilige huisjes, als de zweep van Jezus. Zien we die dualiteit nu ? Jezus en Petrus horen bij elkaar. Petrus is de zweep van Jezus. Wij moeten niet zomaar zonder meer tot het kruis komen en ons aan allerlei kruizen overgeven, want er zijn ook kruizen waar hen aanhangen die groot willen zijn in het vlees, in de wereld, die daar hangen voor roem en eerzucht. Ook zijn er die er aan willen hangen om er rijk van te worden, voor de markt. Daarom moeten we ook tot de zweep van het onderwijs komen, en dat begint bij het toetsen. Ook Jezus werd eerst gegeseld voordat hij aan het kruis ging. Petrus is heel nomadisch, altijd weer op pad. Hij is een pionier. Hij gaat daar waar anderen niet gaan. Zo groeit hij nergens vast, slibt hij nergens dicht. De valse, kerkse Petrus is opgeblazen, maar de ware Petrus toetst. De ware Petrus zondert zich af, terug naar de wildernis, wat ook de Egyptische betekenis is, van het teruggaan, de regressie, wat zoals gezegd de beweging na de reformatie is. Petrus leidt dus terug tot het woord boete in het egyptische, omdat er maar een hele dunne stippellijn ligt tussen b't en p't, die er eigenlijk dus niet is. En petra of bet-ra, boete-oru als we het in de voortijdse, prehistorische context bekijken, het boete-kruis, de toetsende gesel, is dan een hemels belastingstelsel in de paradijselijke tijd. Alle wegen lopen hier naar terug. We zien het plaatje manvrouw. De man stopt zijn plug in de vrouw en betaalt belasting. Hij betaalt boete, opdat hij met haar kan leven, een gezin kan hebben, een woning, opdat hij in een samenleving kan zijn, kan functioneren, als een beeld van de hemelse realiteit. Dat is wat petrus, petra, of boete-oru voorstelt. Hij is een boeteling, een belastingbetaler, die niet zomaar zijn geld naar de eerste de beste brengt, maar dit nauwgezet en genuanceerd uitcalculeerd. Hij stopt zijn plug niet zomaar overal in, maar komt tot de juiste vrouw. Eerst gaat alles door een heleboel toetsen en tucht heen, en vooral ook worstelingen. Petrus buigt niet zomaar voor de eerste de beste, legt zijn hoofd ook niet zomaar in elke guillotine die hem voorgezet wordt. Neen. Hij vecht. Hij is een leeuw. Petrus is de Jakob van het NT, die het Pniël kent, en daarom draagt hij de sleutel van zowel de gemeente als de hemel. Hij is het overblijfsel, de naakte boeteling. Hij laat zich niet zomaar vangen. Hij onderhoudt de ware toetsprincipes opdat alles eerlijk verloopt. Hij toetst alles aan de hogere kennis. Hij gaat naar school. Hij strijdt voor de waarheid. Hij neemt geen genoegen met snelle leugens en snelle zelfovertuiging. Ook Jezus valt hij aan, omdat hij van Jezus houdt. De wonden geslagen door een vriend zijn oprecht gemeend, stelt Spreuken. Talrijk zijn de kussen van de vijand. hoofdstuk 30 klopper of inbreker ? Jezus was dan nog de netjes kloppende, maar Boete is dat niet. De Bilha zegt over Bijeh, wat uitgesproken wordt als 'bitje' of 'boete' dat zij niet de kloppende is maar de inbrekende. Ook bij Jezus zal het netjes en geduldig kloppen eens afgelopen zijn en hij zal wederkomen als een dief in de nacht. Mensen gebruiken die liefdevolle, goeiege Jezus graag als excuus en vergeten liever zijn andere kant. Zoals de poëzie van de tweede bijbel zegt : Onthoud goed : 'zachte jongens worden harde mannen in de nacht.' En dat is een natuurverschijnsel wat jij en ik niet kunnen stoppen. Daar kunnen we allemaal klagerig over doen : 'Ja zeg, gezegend zij God, krijg nauw wat. Kijk wat die bruten, Jezus en Petrus allemaal doen.' En Jezus zal zeggen aan de hemelpoort dat hij velen niet kent. 'Gaat weg van mij, werkers der wetteloosheid', oftewel hij heeft het hier over de

569 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication