597

moeten de gevers ook niet moede worden te geven. God blijft welwillend en weldadig, en zo dienen wij dat ook te blijven. Dat is wat herderen en geherderd worden inhoudt, want als wij niet vergeven, niet doorgeven, zullen we zelf ook niet gegeven worden, en dat is een natuurwet. Wij zijn namelijk allemaal delen van een lichaam, dus wat je de ander, je naaste, aandoet of onthoudt, dat doe je slechts jezelf aan. Je kan soms in je boosheid zeggen : Ik doe het niet meer. Ze kunnen me allemaal de pot op, of nog erger : Krijg toch allemaal de klere. Maar dan zijn er altijd andere wegen om te geven, of je geeft gewoon aan anderen. Iedereen heeft weleens zulke breekpunten, en dan mag je de koers veranderen. Maar blijf varen. Geef niet op in het herderen. Zoek desnoods weer naar het verloren schaap als je de grote kudde achterlaat die je voor de zoveelste keer heeft bedrogen en verraden, maar blijf zoeken, en blijf herderen. Ga niet met pensioen. Laat egoisme en onverschilligheid je niet naar de keel vliegen. Generaliseer ook niet teveel in je wraak en woede. Je mocht eens meer kapot maken dan je lief is. Wij mogen boos zijn, maar laat de zon niet onder gaan over je boosheid. Wees boos, maar zondig niet, wordt daarmee bedoeld. Wees gericht en heilig in je boosheid. Je strijd tegen een leeuw of een wolf, juist om de schapen te beschermen. Verlies je doel niet uit ogen. Wees gericht in je bitterheid, genuanceerd, opgeleid en geletterd. Laat je bitterheid niet roekeloos en oeverloos zijn, ongeoefend en allesverwoestend. Maar profeten hebben het soms zo moeilijk en dragen zulke lasten dat ze niet meer willen leven, dat ze hun geboortedag en moederschoot waaruit ze kwamen vervloekten. Zo erg is dat kruis, dat het ondragelijk is geworden en ze eronder lijken te bezwijken. Maar alleen zo kan het algemene, collectieve, familiaire vlees dat ze dragen en wat hen stalkt afsterven. Dit is dus iets geestelijks en zinnebeeldigs, en mag als zodanig ook binnen proporties geinterpreteerd worden. Juist in het herderen mag je zo ook leren voor jezelf te zorgen, jezelf te voeden, jezelf te onderwijzen, als je eigen moeder. En op die basis kun je wat voor anderen betekenen. Soms liggen daar hele grote hiaten tussen, hele grote en diepe woestijnen, grote duisternissen, maar daarvoor is psalm 23, het indianen medicijn. Er zal voor je gezorgd worden, ook al zie je dat soms niet. Ook al heb je geen houvast in dat dal van diepe duisternis. Toch wordt je geleid. Toch is er iemand die je vasthoudt. Toch is er iemand die hier al doorheen is gegaan. Die al je noden kent, al je gedachten, al je verwarrende gevoelens en strijd. Het is geen afgod, maar een werkwoord wat uit de diepte komt. Alles is er al. Dit pad is al uitgestippeld in de oneindige en eeuwige kennis. Calvijn stelt daarom worden wij met gematigdheid beteugeld en tegengehouden. Zo niet, dan zouden we in buitensporige rijkdom geheel ten onder gaan. Er is een bepaalde maat voor ons aangelegd, een bepaald ritme. De natuur weet wat hij doet. Daarom spreekt David ook gewoon van een tafel, in plaats van een voerbak voor zwijnen, stelt Calvijn. hoofdstuk 48 Lunteren in de jaren 30 : De ware liefde is een strijder H.J. van Schuppen (1883-1969) was een Lunterse predikant [1], in dat opzicht ook belangrijk, omdat ik zelf in Lunteren heb gestudeerd, na mijn studie in Doorn. In zijn bundel predikatiën

598 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication