‘Het is een onderwaardering van het vrouwelijke geslacht,’ zei vader. ‘Zie jij vrouwen als dieren ?’ ‘Bomen staan toch ook bloot ?’ zei hij. ‘Het is onze enige redding.’ ‘Nee,’ zei vader, ‘je weet wie onze enige redding is.’ Maar hij wist het niet meer. Hij was gefixeerd op de boom. De noot moest gekraakt worden, gepeld, tot aan de pit. ‘We hebben lang genoeg gewacht, vader,’ zei hij. ‘Jij groeit op voor galg en rad,’ zei vader. ‘En jij groeit op voor de kus van de engel des doods,’ zei hij tegen vader. Uit : Roze Zwanen, Proza van de Vuh 1 Petrus 1 23 als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God. 24 Want: Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem in het gras; het gras verdort en de bloem valt af, 25 maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid. Hier wordt gesproken over eeuwig zaad. Zaad is SPORA in het Grieks, wat ook scheiden betekent, onderscheiding. Dit komt van SPAO, spasme. Spasme is de biologische robotiek van de natuur, waardoor het hart werkt en de geslachtsdelen bijvoorbeeld. In het Aramees is zaad 'zera' (vgl. suri), en het is het levende zaad, wat in het Aramees het hongerzaad is, dus het leven vanuit het minimale, wat in principe gewoon het leven door de natuur is, door het minderen. Door het minderen is er meer ruimte in je voor de paradijselijke bronnen. Bij de Surinaamse indianen was het huwelijk eenvoudig, en als een man een vrouw wilde trouwen, dan ging hij naar haar bloedverwanten om zich sober te tonen, hoeveel armoede hij leed en ontberingen, hoeveel honger hij had, oftewel hij toonde zichzelf ascetisch om in aanmerking te komen om met de vrouw te trouwen. Zo gaat dat in de natuur, terwijl in de stad alles vaak omgekeerde wereld is dat de man protst met zijn rijkdom en bezit en allerlei andere valse grootsheden om een vrouw en haar familie te paaien. Het materialistische stadsleven heeft alles omgedraaid. [1] Dit alles wijst ook weer op de zoon van God die aan het kruis moest om zo tot de moeder aarde te kunnen komen. Hij moest al het aardse afleggen. De indianen van Suriname hadden soortgelijke verhalen. Assid, afstammeling van de Caraïbische indianen van Suriname, en zelf ook in de binnenlanden, het oerwoud, van Suriname geboren, schreef in zijn boek 'De Eeuwige Cirkel' (1946) over de Surinaamse indianen. Hij stelt dat de mens jaloers werd, de ander niets meer gunde, hebzuchtig werd dus, naijverig, en dat zo het grote geestelijke werd verstoord. Men begon alles wat symbolisch bedoeld was te verletterlijken. Dit had vreselijke gevolgen, namelijk dat zij elkaar letterlijk gingen offeren. Dit wekte vurige tongen op uit de schoot van de aarde waardoor ze in verwarring raakten en elkaar niet meer konden verstaan. Er kwam een spraakverwarring en een boze geest, een yawaku, nam bezit van hun gedachten. Zo grijpen ze de wapens en beginnen elkaar te bestrijden, stelt Assid. En zo gaan ze door met hun bloedoffers aan de hemel. Maar als deze vlammen hun hoogtepunt hebben bereikt dan stort er water vanuit de hemel om die vlammen te doven. Een cycloon breekt los waardoor zij moeten vluchten. Een vloedgolf stijgt uit de zee omhoog, en zet hun gehele land onder water. En dan moeten zij op zoek naar hun verloren mazuano, hun verloren paradijs. Assid stelt dat het kruis in Orion zetelt, en op de aarde zou neerdalen om de kinderen van de rode aarde, van het grote geestelijke, de weg te wijzen tot het verloren mazuana, het verloren paradijs. Hij noemt dit de ontwaking van de natuurmens. Hij schrijft over wat de blanke christelijke kolonisten de surinaamse indianen hebben aangedaan, maar dat dit zich ging verplaatsen naar
724 Online Touch Home