751

Ezechiel 1 1 Aan de rivier der ballingschap, genaamd de Kebar, waar ik was, zag ik daar de hemelen geopend, een vrouw met een boog gespannen, ze sprak over vreemde plannen 2 Ik viel toen op mijn aangezicht, toen ze sprak over hemelse plicht, Ik had haar legers gezien, haar hand op mij bovendien 3 Toen keek ik naar omhoog, dingen die ik niet begreep, ik zag toen weer de boog, het had mijn hemel geopend Als wij opgenomen zijn is dat geenszins de hele tijd een gevoel van absolute gelukszaligheid. Neen. Het trauma is nog steeds diep in ons, en steekt. Het maakt je boos, depressief, verdrietig, bang. 'Hoe hebben ze dit kunnen doen, en dat ? Waarom ik ?' En je hongert weer, want de hemel is de leegte. Je hebt niet als bij toverslag oneindige kennis. Alles is hier maar half, en alles is vaag en subtiel. Je bent nog steeds op aarde, maar van binnen ben je opgenomen. De doorn in het vlees. Mijn genade is u genoeg, of zoals Calvijn het zegt : Het is genoeg dat God je kent. Het is genoeg dus door de natuur gekend te worden. De mensen kennen je niet. Je bent onder schorpioenen. Je woont bij hen. Ook al ben je van binnen opgenomen. Wat denken we dat de opname is ? Het is een verdieping. Je wordt niet zomaar uit alles weggenomen. Je komt niet in een loze zaligheid terecht. We worden geleid tot de wildernis. We worden opgeroepen tot een hemelse plicht, een hemelse oorlog. De opname is dus een dienstoproep. Dan begint het pad. De dagen in het vlees zijn dan voorbij, en je gaat in het geestelijke verder. Het is niet iets om uit te stellen. Wij moeten nu opgenomen worden. Wij moeten nu tot de hemel gaan. We zijn onder schorpioenen. Ze wonen bij ons. Ze liegen over ons, draaien alles om wat we zeggen. Ezechiël ging er ook doorheen. Hij was een vreemdeling in een vreemd land. Ze kunnen flink steken, deze schorpioenen. En dan duizelt het ons voor de ogen. En dan moeten we volharden tot het einde. Jezus moest de lijdensbeker tot de bodem leegdrinken. Hij zei : Niet mijn wil, maar uw wil zal geschieden, oftewel de wil of hogere kennis van de natuur. Wat weet een mens ? Als wij tot de hemel komen moeten wij al onze eigen kennis afleggen. Al onze eigen kennis moeten wij als vuilnis beschouwen. De engelen zien hier nauwlettend op toe. Wij mogen er geen eigen theologieën op nahouden. Dan komen we weer op de voorzichtigheid van de arend, de vreze van de natuur. Neem niets zomaar aan. We dragen het kruis, we dragen de doorn in het vlees, zoals de indianen bij hun natuurinwijdingen pennen door hun vlees dragen. We dragen het zolang het nodig is. Dat is wat het ascetisme is. Dat wil niet zeggen dat we helemaal nooit klagen of nooit boos zijn. Integendeel. Het boos zijn is een groot lijden. We komen dan bij de kern van het kruis, de leeuw. Wie kan niet boos zijn op een wereld als deze ? Dan ben je aan de drugs. Dan zou er goed wat mis zijn. En die mensen zijn er genoeg. Ze zijn nooit boos, alles moet maar kunnen. Het is pure onverschilligheid. Ook naar de dieren toe. Laf eten ze hun stukje vlees, terwijl ze dat alleen zichzelf aandoen. Zij eten zichzelf per slot van rekening. Het zijn zelfhaters. Ze zijn bezig zichzelf op te hangen. Dieren zijn belangrijke symboliek, belangrijke lessen, maar die eten ze op, omdat het spijbelaars zijn en deserteuren. Zij zijn opgenomen door het vlees. Dat is een zwarte opname, een duivelse opname. Zij hebben hun zielen aan de duivel gekocht. En maar bier drinken en wijn, en dan anderen de zak geven. Zij

752 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication