806

Zowel Jesaja als Jeremia predikten tegen het vlees eten, tegen de afgoderij van de buik : Jesaja 1 10 Hoort het woord des Heren, bestuurders van Sodom; neigt uw oor tot de onderwijzing van onze God, volk van Gomorra. 11 Waartoe dient Mij de menigte uwer slachtoffers? zegt de Here; oververzadigd ben Ik van de brandoffers van rammen en het vet van mestkalveren, en aan het bloed van stieren, schapen en bokken heb Ik geen welgevallen. 12 Wanneer gij komt om voor mijn aangezicht te verschijnen – wie heeft dit van u verlangd mijn voorhoven plat te treden? 13 Gaat niet voort met huichelachtige offers te brengen – gruwelijk reukwerk is het Mij; nieuwe maan en sabbat, het bijeenroepen der samenkomsten – Ik verdraag het niet: onrecht met feestelijke vergadering. 14 Uw nieuwemaansdagen en uw feesten haat Ik met heel mijn ziel, zij zijn Mij een last. Ik ben moede ze te dragen. 15 Wanneer gij uw handen uitbreidt, verberg Ik mijn ogen voor u; zelfs wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; uw handen zijn vol bloed. 16 Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen; 17 leert goed te doen, tracht naar recht, houdt de geweldenaar in toom, doet recht aan de wees, verdedigt de rechtszaak der weduwe. God is niet zo blij met de feesten van mensen, stelde Jesaja. Wat valt er te vieren ? Ga de armen maar eens helpen, dan heb je wat te vieren, stelde Jesaja. Ze vermoordden dieren en vroegen er ook nog een zegen over. 'Heere, zegen deze moord, amen. Opdat het vlees lekker mag smaken.' Dit maakte het tot afgoderij aan de goden van de buik. Jesaja noemde het een gruwel. Zo begint het boek van Jesaja in hoofdstuk 1, en zo eindigt het ook in Jesaja 66 : 1 Zo zegt de Here: De hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust? 2 Dit alles heeft immers mijn hand gemaakt en zo is dit alles ontstaan, luidt het woord des Heren; op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft. 3 Wie een stier slacht, verslaat een mens; wie een schaap offert, breekt een hond de nek; wie spijsoffer brengt, offert zwijnebloed; wie wierook ten gedenkoffer ontsteekt, prijst een afgod. Zij hebben hun eigen wegen verkozen en hun ziel schept in hun gruwelen behagen. 'Gij zult niet doodslaan,' zegt de hemelse wet, maar doodslaan doen zij graag, allemaal voor de buik, het doodslaan van onschuldige dieren, die ook, net als hen, schepselen van God zijn. Schuldig zijn zij aan dit verbod. Zij eten van verboden vruchten. En zij leren het ook aan hun kinderen. Je kunt je liefde voor God en de naaste alleen maar afmeten aan je liefde voor de dieren en de armen. De rest is allemaal illusie, parasitaire dromen die als ballonnen zullen knappen als ze te vol met lucht zijn geraakt. Er is zoveel smerige valse, selectieve liefde. Natuurlijk houden criminelen onderling van elkaar, maar wat is dat voor een liefde ? Dan zegt Jesaja verder in hoofdstuk 1 : 22 Uw zilver is met onzuivere bestanddelen vermengd, uw edele wijn is met water vervalst. 23 Uw vorsten zijn opstandelingen en metgezellen der dieven; ieder van hen is belust op geschenken en jaagt beloningen na; aan de wees doen zij geen recht en de rechtszaak der weduwe vindt bij hen geen gehoor. Dit zien we om ons heen. Ze hebben van hun misdaad een markt gemaakt. Het gaat allemaal om het geld, ook in ziekenhuizen en gerechtshoven. Ze nemen steekpenningen aan, en alleen zo komen de grote machines in actie. Het zijn clowns, automaten. Jesaja predikte tegen deze systemen. We kunnen om ons heen zien dat de mens niet veel van Jesaja heeft geleerd. De mens is een typische en eigenaardige soort van parasiet. Jesaja zegt daarom in hoofdstuk 2 :

807 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication