109

Dit is een piercing-ring, waarin de wet is gegraveerd (Vgl. de KECEPH-piercing, voor leiding, ook door de YAD). In het boek Leviticus wordt het woordje LAQACH gebruikt als het aankomt op bokken, en dit woordje betekent jacht in de grondtekst. QORBAN wordt gebruikt voor de offering. Deze bokken zijn boze geesten. Het bloed van deze bokken moet vervolgens op het altaar besprenkeld worden en ook op de CABIYB, ringen. De piercings-ringen zoals de KECEPH, moesten dus gereinigd worden met het bloed van de vijand, om verbonden te blijven aan de MOWED. De ringen moesten in bloed gehouden worden om te kunnen functioneren. De zondepaal is een uitbeelding van het YAD-mysterie. Zelfs in de Jezus-mythes wordt het woordje 'stauros' gebruikt in het Grieks, wat ook een paal is, vaak puntig. Vandaag de dag geloven Jehovah's getuigen dat Jezus niet aan het kruis stierf, maar aan een paal. In die zin is het belangrijk voor ons om aan de paal te gaan, om de boze bokkengeest te overwinnen. Wij moeten de boze geest in ons aan de paal spietsen. Dit is waar de MOWED goed voor is. De MOWED, de palen van de tabernakel die het YAD-mysterie uitbeelden zijn in de grondtekst verbonden aan de schijf van de seizoenen, de verschillende feesten. Hierdoor werden de Levieten geleid. Dit kwam in hen persoonlijk tot uitdrukking door de piercings-ringen zoals de KECEPH. De piercings beelden in de grondtekst de openingen in de tabernakel uit, de openingen van de tenten, en hetzelfde woord werd ook gebruikt voor voorhangsel. Ook stond het voor ontwapening, en de opening van de vagina. Het voorhangsel moest door de Levieten met bloed worden besmeurd voordat ze daardoor naar binnen konden. In de grondteksten van het OT wordt het duidelijk dat de Levieten geen monotheisme hadden, maar letterlijk heilige fetishen aanbaden. Deze heilige fetishen waren uitbeeldingen van de gnosis, waar de Levieten zich van bewust waren. Nut berijdt de grote vissen, als een lange dunne vrouw bekleed met de sterren, verbindende hemel en aarde. De vissen zijn het beeld van de tranen. Zij is dus de rijdster van de tranen. De arena leidt tot de traan, en de traan leidt tot de piercingring van het geslachtsdeel, opdat het scheppende deel geheel onder controle komt van de gnosis. De wortels van Nut, de woeste godin die zij oorspronkelijk was, is datgene waar de traan toe leidt. De traan is een teken van hulpeloosheid en gevangenschap, waarin dan de ringpiercing ingebracht kan worden. In het Egyptisch is dit de TEMET. TEMET is ook een naam voor de slachtplaats. TEM-T is slachten. Haar naam is verbonden aan alle eeuwigheid en het totaal. Zij was de oorspronkelijke oergodin voordat het werd bedekt door het NUT-mysterie. TEMET is het beeld van de ringpiercing door het geslachtsdeel. In het Hebreeuws is dit de KECEPH, wat ook bleek worden betekent, en schaamte. Het was een teken van grote vernedering, maar moest verbinden aan de Moeder Gnosis. TEMET is een groot sieraad van vernedering, een vissersgodin die woont aan de wateren. Zij leeft in haar eigen wereld. Zij heeft ons niet nodig. Wij zijn degenen die moeten ontwaken tot haar realiteit. Zij jaagt in haar wereld en overleeft. Zij heeft de vijand onderworpen, gepiercet. Zij is ook een zwijnenjager. Zij heeft het NOET-mysterie gemaakt als een sluier zodat niemand zomaar tot haar wereld kan komen. Zij leeft in grote mannenhaat. Zij negeert hen en ontwijkt hen. Het piercen door de ring door het geslachtsdeel is voor haar als het doorsteken van het zwijn. De poppenmaker-kabouter zombificeert mensen door allerlei gecompliceerde systemen waarin ze

110 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication