115

AQEP is in het Egyptisch dubbel, de dualiteit, als de wortel van de AKEBU, de huilende, verbroken mannen. Juist door de dualiteit komt de man tot de traan, wat een poel des levens is. De dualiteit wordt uitgebeeld door de billen van de Amazone, de heilige verstrikking. De valse natuur moet verstrikt raken, om zo tot verbrokenheid te worden geleid, zonder te kunnen ontsnappen. De PER-QEBH is het tranenmeer in de onderwereld. De billen zijn een teken van het water, van de sappen van de baarmoeder, de eeuwige tucht, als de AQEP-AGAPE. De billen wijzen dus op de visjacht om hierdoor kennis te vergaren. 1 Joh. 3 1 Ziet, welk een AGAPE de Moeder op ons heeft gelegd, dat wij kinderen van de Godin genoemd worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de stad ons niet, omdat zij Haar niet kent. Ook in het Hebreeuws is liefde, AGAPE, verbonden aan de baarmoeder. AGAPE is de Griekse transliteratie van AQEP als een anagram, en staat voor de billen. In de VUR jaagt de baarmoeder, de Duizen, op ons. In dit vers hebben de billen ons overweldigd waardoor wij opnieuw geboren worden als Haar kinderen. Efeze 3 19 en te kennen de AGAPE, AQEP, billen, van CHASMA, de afgrond, onderwereld, baarmoeder, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods. Efeze 4 (Hebreeuws) 2 met alle depressie en vernedering, met volharding, en hardheid, in AGAPE-AQEP, de baarmoeder, billen. De AQEP is een arena. Deze slavernijen gingen vaak zo diep dat de heilige gebondenheid volkomen was, en het vuur, de URIM, hen zo had vervuld dat ze niets anders konden doen dan wat de Heerinnen hen ingaven. Door de MOWED werden ze opgeroepen om door de tent te leven, de OHEL, en door door de SHAMA hoorden en gehoorzaamden ze. Zo niet, dan zouden ze een slaaf van de afgoden worden. Zacharia 13 1 Te dien dage zal er een bron ontsloten zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem ter ontzondiging en reiniging. 2 En Ik zal te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden; ook de profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen. 3 Wanneer dan nog iemand als profeet optreedt, zullen zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt hebben, tot hem zeggen: Gij zult niet blijven leven, omdat gij leugens gesproken hebt in de naam des HEREN; ja, zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij als profeet optreedt. 4 Te dien dage zullen de profeten beschaamd staan, ieder om wat hij schouwt, wanneer hij als profeet optreedt, en zij zullen geen haren mantel aantrekken om leugens te vertellen. 5 Maar ieder zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man die de akker bebouwt, want iemand heeft mij gekocht in mijn jeugd. 6 En als men tot hem zegt: Wat zijn dat voor wonden tussen uw armen? dan

116 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication