30

Deze vrouwen staan metaforisch voor het inprinten van de wet, het komen tot de tempel, zodat suw werd tot suwma, samuel. Dit was uiteindelijk waar het hem om te doen was, en wat hij in diepte van Jakob had "gekocht" door zijn leven te geven. Hiervan is de rode soep ook een beeld, namelijk van het messiaanse bloed van zelfopoffering voor een groter doel, namelijk het komen tot de tempel in de wildernis, de zwarte tabernakel, de meownah. Dit bloed is de overwinning over de lagere aardse wil. Vandaar dat er in de tweede bijbelse poezie en gnosis ook een zware link ligt tussen Ezau en Jezus. Ezau kwam verzwakt tot Jakob, en kwam tot het mysterie van het messiaanse bloed, uitgebeeld door de rode soep, wat een beeld is van het sterven aan het lagere zelf. We komen hier dus tot de kern van de paradijselijke anus klier in de hersenen, tot de zon van water, die is als een kwal. Om deze zon draaien de andere planeten verbonden aan deze paradijselijke klier, zoals de planeet "hart en anus". Ezau werd tot een woestijnvolk, Edom, zoals ook Shu in de Egyptologie werd tot een woestijnvolk. In de apocalypse zou de zon veranderen in een haren vel, wat het teken van Suw is, en van Suw komende tot de tempel, als Suwma, shama-el, als het komen van de storm, het mengsel, de brug tussen hemel en aarde, en tussen dag en nacht. Ezau heeft te maken met het kruis van Christus. Zoals Ezau harig was is dat ook de betekenis van Golgotha. Suw die wordt tot Suwma om zo tot de duistere tempel in de wildernis te komen, de verloren geraakte natuurwetten, is het pad van Golgotha. De verloren geraakte Egypte-Israel link brengt dus leven en richting tot de mythes van het Nieuwe Testament. Hoofdstuk 15. De Oorspronkelijke Ladder van Ezau in de Egyptologie De rode soep die Ezau kocht in ruil voor zijn eerstgeboorterecht is een beeld van zijn bloed om los te komen van zijn lagere zelf en wil. Natuurlijk is dat metaforisch. Ezau is Suw in het oorspronkelijke Aramees, wat zijn wortels heeft in de god Shu, die ook besproken wordt in de sarcofaag teksten van het Midden Rijk. In Spreuk 75 wordt Shu beschreven als de woestste van de goden, en wordt er gesproken over de ladder van Shu in Spreuk 76, wat in de bijbel terugkomt als de Jakobsladder. Hier is het dus de ladder van Suw, van Ezau, en de ladder wordt gemaakt van het bloed van Shu. In deze spreuken wordt de ziel in de onderwereld zelf tot Shu, en kan uit de put komen door aan zichzelf te sterven en zichzelf te scheppen. De put komt terug in het Jozef verhaal, een zoon van Jakob. In de Egyptologie staat Shu op Geb, de aarde, en houdt Nut, de hemel, boven zijn hoofd. Geb en Nut zijn zijn twee kinderen die hij van elkaar gescheiden heeft, en waartussen hij de brug is. Shu is de leegheid, de god van de lucht, en hij wordt geboren uit de mond van Ra, als de adem. In Genesis komt dit terug waarin Suw als eerste uit de moederschoot komt, terwijl Yaqob als een Hebreeuwse transliteratie van Geb, zijn hiel vasthoudt. In de paradijs-profetie van Genesis 3 is dit net andersom, want daar staat (zit) Aqeb (voet, billen) op de slang, wat ook zo in de Egyptische mythe gebeurd dat Geb zich tegen Shu keert en tijdens de zwakheid van Shu zijn troon overneemt, wat in het Jakob en Ezau verhaal terugkomt als Jakob die het eerstgeboorterecht overneemt van Ezau wanneer deze zwak en hongerig terugkomt van de jacht. Ook Jezus moest tijdelijk onder de engelen geplaatst worden. Dit zijn seizoenen. Het zijn afwisselende realiteiten binnen de mens zelf. Zowel Shu als Geb zijn vormen waarin Ra zich veranderd tijdens zijn tocht door de onderwereld.

31 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication