34

door het Woord. Een Hebreeuws woord voor inprinten, graveren, is "cha-rash". Cha of Ga is in de Egyptische wortel gewoon het zien of het uitreiken naar, en de Egyptische res wortel is het ontwaken. Van charash, het inprinten van de wet, komt ook het Griekse woord 'charis', wat loon betekent, en waar ook weer het woord 'kerst' van komt, maar wat ze later steeds meer los begonnen te trekken van het oorspronkelijke loon, zodat het meer een gift was, genade. In de Egyptologie is dit een proces van zaaien en oogsten, wat ook weer abstract te vinden is in het hele begrip van kerstbomen. Ook dit is weer verbonden met de boom van kennis. Eten is een beeld van het inprinten. Telkens als de mens eet dan print hij zichzelf wat in. Ook de zaaier is hiervan een beeld. Eva moest Adam inwijden in de vrucht van kennis, van de moederboom, oftewel de appel, teph, van Neith, Tephnut, opdat hij aan zichzelf zou afsterven. Bij hem moest de wet ingeprint worden wat het programma in hem zou afdraaien om zo tot het beloofde land te komen. In die zin speelt Eva in de Hebreeuws-Aramese versie Tephnut. Eva was als de regen in het hoofd van Adam. Tephnut is als het principe van de late regen, als het gevuld worden met het charismatische loon van de gnosis, in plaats van gevuld te worden met allerlei rommel van de tandarts. Dat is nogal een verschil. Het is daarom ook een dualiteit. Alle dingen hebben twee kanten. Eerst moet Tephnut daarom een soort zondvloed brengen, want ook de zondvloed was een uitstorting van het Tephnut principe. Hoofdstuk 17. Het "Ik Ben" Principe van de Demonologie Spreuk 339 van de Pyramide Teksten van het Oude Rijk : In de woestijn leidt het Shu en Tefnut principe, oftewel Ezau en zijn vrouw(en), de ladder tot de kern energie van de psychologie, tot de honger en de dorst opdat er eerst wordt losgekomen van de voeding van de lagere wil. In dit proces sterft de lagere wil dan ook af, opdat het morgen-brood, het manna, van Shu en Tefnut ontvangen kan worden. Het is het goddelijke voedsel, het beeld van openbaring. Het metaforische spijsoffer in Leviticus betekent in de grondtekst in principe gewoon "naakt" komen tot God, wat de betekenis is van het fijne meel. Naaktheid is een abstractie van openbaring, omdat zo de bedekkingen zijn weggeschoven. Naaktheid is dus een metafoor van iets profetisch. Wanneer Yah-Shu, Yeshua, in het Nieuwe Testament zegt dat hij het brood des levens is, dan komt dat rechtstreeks uit de Pyramide Teksten. De brood-mysteriën leefden al volop in het oude Egypte. In het Aramees is Tefnut getranslitereerd als Tw-ndd, Tw-Nod. Tw, taw is merkteken, en ndd is doen ontwaken door piercings, steken. De Tw is ook de laatste letter van het Aramese alfabet, zoals Yah-Shu zegt in Openbaring 22 : Ik ben de alaf, de eerste, en de taw, de laatste, het begin en het eind. De tw (Tav, Taf) is ook een kruis, waar de latere westerse T vandaan komt. De tw is de Semitische omega, de afsluiter. In de Pyramide teksten, in spreuk 254, komt Tefnut voor als de slangenstaf, wat ook weer terugkomt in de Mozes mythe. De slangenstaf, en ook de opgerichte staf in de woestijn, is een beeld van de installatie van de wet. Er moet een balans zijn tussen worden en zijn. Zoals Yah "worden" betekent, zo is de "Ik Ben" die Mozes ontmoette het "zijn". Dit gaat heel diep, en houdt zelfs assimilatie in, maar dan door het kruis. De mens lijdt onder de vijand, om zo vermengd te worden met de vijand om de verloren elementen over te nemen, en het kwade ten goede te keren. Aan het

35 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication