42

tuinen en in de natuur. Maar de natuur betekent diepte, en de mens moet niet zomaar de natuur in, maar komen tot de woeste wildernis, zonder smetvrees. Als de mens zonder vlekken en kleerscheuren door de wildernis wil gaan, dan kan de mens beter thuisblijven. De mens moet afdalen in de onderwereld, en niet te keurig, correct en compleet zijn, want vaak is dat voor de markt, de ongebroken cirkels, alles pico bello in orde. De natuur kennen zij niet. Zij hebben een stadse natuur gemaakt, en zijn nog steeds ommuurd. Het zijn de park-christenen, of park-atheisten. Ze komen de stad niet uit. Ze aanbidden de schoonmaakmiddelen. De mens moet dus afdalen in de wildernis van de onderwereld, tot het vaagheids-principe, het principe van het halve, waardoor de mens kan groeien. Als alles te vast en duidelijk wordt, dan sterft het inzicht van de mens af. Dat is de natuur van het ego. De luipaard met zijn vlekken van gebroken cirkels gaat hier dus tegenin. Alleen zo kan er een nieuwe taal komen. De luipaard emaneert, en rent zo de stad in, om het ego te doden. Buk is omringd met luipaarden, als de watergodin. Zij communiceert door dromen en verkiest zo hen die daadwerkelijk zijn afgedaald tot de gebroken cirkels, haar "luipaarden". Hierom moet Jeremiah de put in, en hierom moest Jakob tot Ezau komen, zijn wildernis deel. Zoals boek 109 in de Vur spreekt : VUILE PAARSE BLOEMEN VUILE PAARSE BLOEMEN 1. Vuile paarse bloemen groeien langs de kant van de grote rivier, Met vuile gezichten staren ze ons aan, Bedekt met modder 2. Zij zijn één met de natuur, Zo is het altijd geweest 3. De brug over de rivier komt nooit aan, maar leidt ergens anders heen, In het midden heerst altijd de mist, Deze twee landen kennen elkaar niet, De brug heeft hen nooit de waarheid over elkaar verteld 4. En vuile paarse bloemen groeien aan de waterkant, Met hun vuile gezichten kan het hen niet schelen, Ze bewaken het mysterie, In de rivier verdwijnt alle tijd Ook in het Aramees is de BK wortel het klagen en wenen (bkw, bky), verbonden aan het water, het afdalen in de diepte. De Afrikaanse moedergodin Buk komt als Rebekkah in het Judaïsme, de moeder van de Jakob-Ezau dualiteit, het beeld van het zoonschap van de gebroken cirkels. Ezau moest van het kommetje bloed drinken als een beeld dat hij diep genoeg was geëmaneerd opdat zijn ego zou sterven, als het komen tot het morgenrood. Hij kwam van een diepe tocht door de wildernis. Het is een beeld van de Jeremiaanse put. Als het niet diep genoeg gaat, dan komen wij nooit aan. We spreken dus over de wijnstok van Jeremia die terugleid tot de baarmoeder van de godin, van Buk, van Rebekkah. Jeremia moest leren leven met de Jakob-Ezau dualiteit in hem. Jeremia kwam in een strijd, een strijd met de taal van de goden van het directe, het letterlijke, maar waarin zij ook hun agenda hebben verscholen. Zij hebben hun eigen, valse, diepte. Hij raakte in gevecht met de Sovard geesten van de Fjork chip, van het lagere Orion, de geesten van het Orionix. Hun vlag is de letter "N". Deze letter is ook wel genaamd de Enix. De rechterhand van Enix is de

43 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication