73

In het Sanskrit zijn apen vuurgoden, zoals Agni, GAN-NU, een vuurgod is. Hanuman, GAN-NUAMEN, was één van de apenleiders van het hindoeisme. Amen is het verborgene in het Egyptisch. GAN-NU-AMEN is de verborgen tuin van Nu, de verborgen wijngaard van Noach, in de afgrond van de onderwereld. De aap staat in het Sanskrit voor “doden in het verborgene”, kinasa, KANA-SA, “het piercen, doorsteken in en door de gnosis”. Het betekent de verbondenheid aan Yama, de god van de dood. Ook is de aap in het Sanskrit een beeld van de zondvloed. De aap is de boodschapper van RAMA, de zevende incarnatie van VISHNU. RAMA is de belichaming van de gnosis, de leer van het hindoeisme, de dharma, het hogere, zuivere bewustzijn (brahman). Hierdoor verjongt de GAN-NU, de wijngaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, zich, in Psalm 26. In Psalm 27 verkoopt Agni, GAN-NU, de gaven, oftewel het loon (hetzelfde als in het Grieks waar gaven en loon ook onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Deze verkoop gebeurt door de stromen van Sindhu, een geheel van wateren als een zondvloed, komende van de lippen, van een olifants-slurf (GAN-NU-SA, de gnosis van de heilige afgrond), of van een slangendemoon, en door VISHNU, visioenen. Dit zien we ook terug in Openbaring, waar de slang een stroom van water uit zijn mond laat komen. In Psalm 28 geeft de godin geboorte aan de prooi, als het persen van de SHAMA, waarvan NU-DERA moet drinken. Haar brede heupen zijn ervoor om het sap vast te houden. Wanneer NU-DE-RA drinkt is er het helderste geluid van de drums van de overwinnaars. Alles wat overgebleven is van de SHAMA moet in bekers op buffelhuiden gezet worden. Psalm 31 laat GAN-NU zien als voortgekomen vanuit twee moeders. Agni, de god van het vuur en het offeren in de Indologie, is de Hopi god van het vuur, de dood en de onderwereld, en ook een god van oorlog, Mosau, wijzende op Mose, Mozes, de tocht door de wildernis. Mozes wijst weer terug op Maat, Ma, de Egyptische godin van de Wet, die op haar beurt weer terugwijst op MI, de heilige gebondenheid en het oordeel in het Sanskrit. Niemand kan in die zin aan het oordeel ontkomen. Waar Agni rijkdom geeft is dit natuurlijk de diepere rijkdom van het paradijs, van de gnosis. Rijkdom betekent ook opvoeding in het Sanskrit. In die opvoeding wordt geleerd dingen makkelijker te maken, makkelijker toegankelijk, SUPAYANA, wat leidt tot de rust en de stilte, de SVASTHYA. In het Levitisch is dit de NUWACH, rust, het knielen, als een berusting in de heilige slavernij. NUWACH is een beeld van Noach, NU, de paradijselijke afgrond, als het bereiken van de wijngaard van Noach. NUWACH is het wortelwoord van het Levitische NICHOWACH wat de zoetheid van het offeren is (Lev. 1:17). NUWACH heeft te maken met verlatenheid, verlaten en verbannen. De SHAMA is dus een groot gebied waarin vee wordt verjongd en verkreupeld. Dit wordt ook de KABA genoemd, de ark. De ware ark is dus de kribbe. Zonder de kribbe komen wij niet tot het kruis. Wij kunnen alleen als jong, pasgeboren vee tot de Godin komen, tot ILA. De KABA is een gebied van grote ontwapening. Zonder de KABA zou de Toorn en Wraak van de Godin, de Grote ILA, ons totaal vernietigen, en velen zullen gaan tot de totale vernietiging. De KABA is een groot en verschrikkelijk beest wat de menigtes zal keuren. Hierdoor verjongt de GAN-NU, de wijngaard van Noach, de tuin van de heilige afgrond, zich, in Psalm 26 van de Rig Veda. In Psalm 27 verkoopt Agni, GAN-NU, de gaven, oftewel het loon (hetzelfde als in het Grieks waar gaven en loon ook onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Deze verkoop gebeurt door de stromen van Sindhu, een geheel van wateren als een zondvloed, komende van de lippen, van een olifants-slurf (GAN-NU-SA, de gnosis van de heilige afgrond), of van een slangendemoon, en door VISHNU, visioenen. Dit zien we ook terug in Openbaring, waar de slang

74 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication