86

is in het Aramees de moederschoot. Oorspronkelijk was zij een godin. Klaagliederen 3 1 Ik ben de man die ellende heeft gezien door de roede harer verbolgenheid. In het Hebreeuws is 'man' GEBER, 'sterke man', 'warrior', in de zin van met de capaciteit te kunnen strijden, wat in het Aramees GANBARA is, een woord voor ORION. GANBARA betekent sterke man, reus, als de mythische reuzen van Genesis, held, warrior, in de zin van het gewapend zijn. Deze man werd dus door de vrouw Sion en haar dochters overwonnen. 'Ellende' is in het Aramees SWBD, SUW-BADA, SUBAD, een woord voor 'slavernij en discipline'. SUW (Aramees voor EZAU) en BADA zijn verbonden aan de ASER-stam. BADA is de Amazone term voor de ASER stam. BADA is in het Aramees een religieus ritueel, en zelfs iets van de wet wat opgedrongen, gedwongen, wordt. Het is dwang. BADA is in het Sranan Tongos, in het Surinaams 'ergeren, druk maken', als 'klagen'. In het Hebreeuws is 'ellende' een proces waarin het slachtoffer door psalmen en allerlei vormen van verzwakking vernederd wordt om hem tot het punt te drijven van antwoorden en wenen, dus het temmen van slaven. Vers 2 gaat over de geboorte in de duisternis in het Hebreeuws. In het Aramees is dit de afneming van de verlichting, de NAHHIR, NHYR, wat de kennis van duisternis betekent, dus terugkeren tot de leegte van de duisternis, om daarin tot geboorte te komen. Zij worden in het Aramees als vee daartoe geleid, door verhongering, ook verbonden aan een schip. 3 Waarlijk, tegen mij keert Zij telkens weder haar hand, de ganse dag. Dit gaat over een handel in het Aramees. Het vee, of de slaaf, wordt verkocht. 4 Hij heeft mijn vlees en mijn huid doen wegteren, mijn beenderen gebroken. In het Aramees gaat dit over gevild worden, ook om leer te maken (vee-huid), MSK, MESAK. Ook wordt de slaaf moegemaakt, BLY. In het Hebreeuws wordt de ETSEM, de identiteit, het 'zelf' gebroken, de sterkte, het grote nummer, de groepsverbondenheid, wordt verbroken. Ook worden ledematen gebroken. In het Aramees gaat het hier ook over de identiteit. In vers 6 wordt de slaaf tot de eeuwige honger geleid. Dit is een verborgen plaats (machshak). In het Aramees gaat dit om een huwelijk, wat verbonden is aan een soort van bezetenheid en belegering. Zo wordt de slaaf dus ingenomen. In vers 7 krijgt hij een moeilijke opvoeding. 14 Ik ben een belaching geworden voor heel mijn volk, hun spotlied, ZMR (Aramees), heel de dag. Ook in vers 63 is hij een spotlied. Vers 48 gaat over de klaagrivier. Deze rivier komt ook terug in Iyowb 21 : 33 in de Vulgata, de

87 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication