24

zijn en ervoor zorgen dat de kaaskabouter geen kinderen, armen en zieken meer zou helpen. Het zou een ramp zijn voor de stad, want daar stond de stad immers om bekend. En zo werd het jongetje ter dood veroordeeld. Zijn hoofd zou eraf gehakt worden door de stadsbeul. Heel veel mensen zouden komen kijken. 'Nee, nee !' riep het jongetje. 'Ik smeek het u. Gaat u alstublieft daar kijken om te zien wat daar allemaal gebeurd.' In de rechtszaal stond er een dame op. 'Rechter, laat mij dan gaan om een kijkje te nemen bij de kaaskabouter. Ik verzin wel een smoes om binnen te komen, en zo zal hij zich niet geintimideerd of beledigd voelen,' zei de dame. Maar de rechter werd verschrikkelijk boos. 'Nog meer beledigingen aan het adres van de kaaskabouter die zoveel voor de stad heeft gedaan ? U moest u schamen. Weer een tegenstander. Weer zo iemand die de kaaskabouter verdacht probeert te maken. U krijgt hier ook de doodstraf voor, en ook uw hoofd zal op dezelfde dag als de onthoofding van het jongetje eraf gaan.' En zo durfde niemand een kwaad woord te zeggen over de kaaskabouter. Twee kinderen die ook in de rechtszaal waren besloten om na de rechtszaak toch eens bij de kaaskabouter te kijken. Ze gingen het bos in en kwamen na een tijdje lopen aan bij de kaaskabouter, en ja hoor, ze hoorden al snel het geschreeuw en gegil van kinderen, en kwamen er ook achter waar de kooien waren. Helaas werden ze al snel in de kraag gegrepen door de kaaskabouter. En zij die durfden bij de kaaskabouter te komen werden ook zonder pardon in de kooi gestopt om even later tot kaas te worden verwerkt. 'Stommelingen !' foeterde de kaaskabouter. 'Heel dom van jullie hier te komen. Wat kwamen jullie eigenlijk doen ?' De kinderen vertelden het verhaal, en de kabouter begon te lachen. 'Ik ben er één verloren, maar ik heb er twee voor terug. Zo gaat dat altijd.' De kinderen werden tot kaas gemaakt, en de dame en het ontsnapte jongetje werden op het stadsplein onthoofd door de stadsbeul, en de kabouter lachte. Maar op een dag kwamen zijn wolven ziek terug van de jacht, en ze hadden niets gevangen. De kaaskabouter vroeg zich af wat er aan de hand was, en de wolven schenen maar niet beter te worden. Nu kon de kaaskabouter geen kaas meer maken, en de mensen in de stad begonnen meer en meer te klagen, over hoe ze de zalige kaas van de kaaskabouter misten. De kaaskabouter kwam helemaal niet meer opdagen. Op een dag waren ze het allemaal beu, en gingen in een grote groep midden in de nacht met fakkels naar de kaaskabouter, die toen al sliep. Hij werd zo van zijn bed gelicht, en de woedende mensen vroegen hem waar zijn kaas bleef. Omdat de kabouter geen antwoord gaf zijn ze toen alles gaan doorzoeken, en kwamen uiteindelijk ook bij de kooien aan waar allerlei kinderkleren lagen. 'Zie, het was dus toch waar !' riep er eentje. 'Die dame en dat jongetje die ons er al voor waarschuwden en dat met hun kop moesten betalen hadden dus gelijk !' Woest gingen ze terug naar de kabouter, maar die was in geen velden of wegen te bekennen. Ze zijn toen teruggegaan naar de stad en vonden dat de hoofden van de dame en het jongetje een ereplaats verdienden. Het hoofd van de dame konden ze niet meer vinden, maar het hoofd van het jongetje had iemand bewaard in een glazen bol, en die werd voortaan boven de stadspoort gezet. De andere steden die nog steeds leden onder het hoge aantal aan vermiste kinderen kregen het ook te horen, en sindsdien waren er veel toeristen om het hoofd van het dappere jongetje boven de stadspoort te bezichtigen. 'Luister goed naar uw waarschuwer,' was er op een bordje onder het hoofd geschreven.

25 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication