4

Het was alsof ze elkaar aanvoelden. Ze hoorden schoten in de lucht. 'Slaven ontsnapt,' riep iemand. De man greep zijn mes, maar daarna greep hij een pijl, en toen zijn boog. Beiden renden ze verder. Weer waren er schoten, maar ze zagen niemand. Ze kwamen aan bij een riviertje, waar een bootje was. Ze namen het bootje om de rivier mee over te komen. Aan de overkant gekomen wees Jara op de mond van de man. Ze opende haar mond om haar tanden te laten zien. Ook de man opende zijn mond, en Jara zag het metaal, en de zendertjes. Ze probeerde het hem duidelijk te maken. Met een mes kregen ze het eruit. Jara gooide de zendertjes in het riviertje. Toen gingen ze dieper het oerwoud in. Ze hoopten dat niemand hen hier nog zou kunnen volgen. De natuur was te mooi om daar nog drukte om te maken. Het was alsof hun lasten door die pracht werden afgespoeld. Het was alsof de man wilde zeggen : Laten we hier opnieuw beginnen. Jara knikte. Zijn ogen spraken. Een leven hier zou goed zijn. Ze wilden wraak nemen op de blanken, maar de natuur nam hen mee. De natuur deed hen vergeten, maar er was nog wel die diepe pijn van binnen. Er was geen doel, er was alleen het leven. Het was als een warme haard, de natuur om hen heen. En die kwam dieper en dieper om de pijn weg te wassen. De man raakte haar aan. Het voelde als vertrouwd. De zachte aanraking van de natuur leek het te vermengen. Voor het eerst voelde Jara zich gelukkig. Ze kon de sterke stroming van de rivier horen in de verte. Alle geluiden kwamen haar lichaam binnen, en openbaarden zich aan haar. De man streelde door haar haar, en ging met zijn vingertoppen over haar lippen. Ze boog haar hoofd. Ze begreep niet wat er gaande was. De man omhelsde haar van achteren, en in haar gevoel was het alsof hij tegen haar zei : 'Je bent vrij nu.' Ze zochten de rivier weer op, en gingen daar zwemmen. Hier zouden ze willen wonen. In de verte was een waterval die ze konden horen bulderen. Ze besloten er naartoe te gaan. Het was alsof de waterval hen van binnen schoonwaste. De waterplanten waren prachtig en overtuigend hier. Ze sprongen bijna door het water heen. Wisten zij dat zij kinderen waren van de bomen, van de struiken die onderwater en bovenwater groeiden. Wisten zij dat zij gemaakt waren voor ritmische en kronkelende groei. Krokodillen waren hun vrienden hier, geen vijanden. Ze waren aan het ware gevaar ontsnapt. Ook de waterslangen waren hen goedgezind. Ze voelden zich fijn met deze kronkelende elementen. De waterplant was als de hemel voor hen. Ze stonden open voor het harmonische gevoel van de natuur, ze spraken met hun ogen. Het water was een bron van leven voor hen. De man staarde naar haar amulet. Hij kuste het amulet. Het was alsof de man wilde zeggen : Als zij, het amulet, haar ogen zal openen, waar zullen de blanke kolonisten dan zijn, heus, ze zullen geleid worden naar de hel. Ze hebben een hel gemaakt, een hel die hen dan zal opslokken. Het was alsof het zonlicht het zo overbracht, en zo waar als de waterval zelf. Ze keek hem diep in de ogen, alsof ze het verankerde. Ze had respect voor hem, stond open voor hem, ze besefte dat zij het antwoord om haar nek droeg. Het amulet leek op een slang. Het had veel waarde voor haar. Sommige slangen hier leken op het amulet. Het was alsof het amulet ooit de sleutel was van haar kooi. Ze voelde zich week worden als ze naar hem keek. De blauwe lucht leek neer te dalen in de rivier, op weg naar de waterval. Het licht werd alle kanten opgereflecteerd.

5 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication