105

‘Oh, dat is omdat je hem niet kende. Je was nog te jong,’ zei z’n moeder. ‘Hij heeft andere kinderen met messen bewerkt, en zelfs eens een jongetje laten verdrinken.’ ‘Ma, houd op met die onzin, ik geloof je niet,’ zei Karel. Moeder glimlachte. ‘Heus, ik help je alleen om je het te laten verwerken, die dag dat hij ... nou ja, je weet zelf wel wat er gebeurde.’ ‘Je probeert me het nog moeilijker te maken lijkt wel, ma. Je weet dat ik niet tegen die grapjes kan.’ - Oh, maar als je teveel denkt dat het zo’n lieve jongen was, dan verwerk je het nooit. Je gaat al jaren niet meer naar school vanwege je trauma. ‘Mamma, ik heb dat trauma zelf verdient. Ik had voor hem op moeten komen toen hij door dat groepje in elkaar werd geslagen. Wist ik veel dat ze later een mes in hem zouden steken ?’ - Oh, maar als jij hem had geholpen, dan hadden ze jou ook aan het mes geregen. Heus, het is beter zo. ‘Ma, hij hielp mij altijd goed met allerlei dingen. Ik voel me zo’n verrader, zo’n lafaard.’ - Jongen, het was niet laf, maar wijs. Voor hem was het al een verloren zaak. Karel staart zijn moeder aan en stort zich huilend in haar armen. Na al die jaren is hij er nog steeds niet overheen gekomen, en leeft hij als in de greep van een skelettenrijder, iets dat hij niet kan zien, maar toch altijd bij hem is. Einde

106 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication