127

Ach, we mogen het wel, maar het is niet verstandig. Laten we de dingen stap voor stap doen. De tovenaar was een wonderlijke man. Hij gaf Salucia ringen voor in het kasteel. De ringen werden aan haar klederen vastgemaakt, en de ringen zouden uitleg geven over alle dingen. Het waren sprekende ringen, en meer en meer begon Salucia zich op haar gemak te voelen. Maar ook proefde ze een soort dreiging die ze niet kon beschrijven. De tovenaar droeg lange gewaden, en bracht haar tot een andere indiaanse elvenstam in de dieptes van het kasteel. De elven spraken niet, maar communiceerden op een andere manier, door hun ogen, en door het bewegen van hun lippen. ‘Leer hen praten,’ zei de tovenaar. ‘Dat is je eerste opdracht. Ik zal je later alles uitleggen over je vader. Wie hij was, en ook wie de Maribiren zijn.’ Salucia nam de tijd om de elven te leren spreken, en ook leerde ze hun manier van communicatie. De tovenaar was na enkele maanden zeer tevreden, en bracht haar tot een andere indiaanse elvenstam dieper in het kasteel. Het kasteel was erg groot. Deze stam communiceerde door te gillen en door allerlei vreemde klanken overmatig te herhalen. ‘Kom,’ zei de tovenaar, en bracht haar tot een elvenbron in een grote ruimte. De bron was bijna geheel blauw, als blauwe bubbelende verf. De tovenaar maakte wat strepen op haar huid, en daalde toen zelf in de bron af. Salucia moest hem volgen. Hij zwom naar een deur diep onderin de bron, opende die deur en zwom naar binnen. Hier zwommen haaien en allerlei andere vissen, maar ze deden niets. Ze staarden alleen. De tovenaar zwom met Salucia door naar de volgende deur, en toen ze achter de deur naar boven zwommen kwamen ze in een geheel nieuwe ruimte terecht. ‘Als ik er niet bij was zou je verslonden zijn door de haaien en de andere vissen,’ sprak de tovenaar. ‘Ik bepaal dus wie hier komt.’ Er hing een vreemde indringende geur als een soort verf, maar het rook heel lichamelijk en warm. Salucia keek haar ogen uit, want er dropen hier een heleboel vreemde stoffen met vreemde kleuren. Het was een soort modder. De tovenaar keek naar Salucia en knipoogde naar haar. ‘Weet je, Salucia,’ zei de tovenaar, ‘ik laat je dit alles zien, en eens liet ik je vader dit alles zien, omdat ik wil dat jij en je nageslacht in dit kasteel zullen leven. Buiten zullen de Maribiren alles overnemen en ze zullen niets van je stam overlaten. Jouw vader hebben ze uit de weg geruimd, maar jou heb ik beschermd.’ Salucia begon te huilen. Ze had verwacht dat ook haar vader beschermd zou worden, en daarom begreep ze niet waarom de Maribiren hem konden vermoorden. De tovenaar nam haar in zijn armen, en sprak : ‘Ik zou je vader maar wat graag willen beschermen, maar de macht van de Maribiren is niet te onderschatten. Echter, als je getrouw het pad volgt, en bij me blijft, zul je je vader terugzien.’ Maar toen werd de tovenaar ineens erg droevig. Ik zal nog even bij je blijven, totdat je totaal door het kasteel bent aanvaart en in veiligheid

128 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication