146

draak Saubar een hechte band. Zij kon zelfs rondvliegen op de draak, alhoewel Saubar was getraind niet hoog te gaan met kinderen. De draak had een gele, bijna gouden huid. Het meisje hield ervan de huid van de draak te strelen. In de winters kleurde zijn huid altijd paars, terwijl het onder zijn vleugels wit werd. Helaas werd de draak ernstig ziek en stierf. Als troost werd een andere draak aan het meisje gegeven : de draak Oros. Oros was een goed getemde draak, getemd door de beste drakentemmers van Onterio. Hij leek heel goedaardig, maar sloeg toch plotseling om. Hij was getraind om laag te blijven vliegen met kinderen, maar hij nam het prinsesje plotseling mee op een hele hoge en verre tocht. Hij vloog met haar de wildernis in, naar een berg, waar hij een grot binnenging, waar gevaarlijke, ongetemde draken leefden. Het prinsesje werd sindsdien opgesloten gehouden. Koning Azabarar en koningin Lydia waren er kapot van, en sindsdien was koningin Lydia depressief. Er werden vele zoektochten gehouden, maar het prinsesje werd niet gevonden. De gruwelijkheden van haar gevangenschap zal ik u verder besparen. Sindsdien werden draken als huisdieren verbannen in het hele land Onterio. Ook werden er sindsdien vele aanvallen gedaan door wilde draken op de steden en dorpen van Onterio. Zij kwamen voornamelijk om kinderen te roven. Dit getal liep hoog op, en het werd zo erg dat kinderen tijdelijk niet meer buiten mochten spelen, omdat het te gevaarlijk was. Vaak werden er zwarte ruiters gezien die de draken schenen te berijden. Het was de tijd van de drakenruiters. De broer van koningin Lydia, de oom van het prinsesje, en raadsheer van het koninklijke paleis in Orn vond dat het tijd was om de prins van Eldemor in te schakelen. Sopraan was er inmiddels achtergekomen waar de prinses verborgen werd gehouden. In korte woorden vertel ik u dit, vanwege het grote en zware leed hieraan verbonden. De kronieken van prinses Mekka draag ik met mij mee. Hoofdstuk 2. De Ontmoeting met Sopraan Aan de zeeen van Eldemor zat hij. Zijn tranen waren van bloed, die zich mengden met het water. De zee was wild, en hij strompelde in het water, verder en verder, daar waar de golven hem meenamen. De golven waren zwart en paars, waar hij slaperig van werd. Hij droomde, alsof hij op een reusachtig schip was op de golven. Als een vogel vloog hij op vanuit de golven, terwijl de lichten van Saturnus op hem straalden. Ze bewogen hem, ze namen hem op.

147 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication