151

teveel houvast hebben. Dagelijks baadde de prins in de feeen rivier, de Sep. Hij was een feeen ridder nu, met een grote opdracht. Ondertussen kwamen de trollenlegers tot een grotere duisternis : een vals licht, het licht van Paam. Illusies bouwden ze op de aarde met dit licht, om te proberen de prinsessen te strikken. De prinsessen leefden in het diepe ijs van de tunnel van Tsaar, afgesloten van hun verleden. Zij droomden dromen uit een orakel, maar soms waren er nachtmerries. Nog steeds leefden ze onder de druk van de draken. De prins bewaakte hen zo goed als hij kon. De lichten van Paam kwamen ook tot de feeen wereld, om vele feeen te misleiden, en hun ridders. De prins streed met het eeuwige boek, om diepere betekenis te vinden. Vaak leken de deuren gesloten te zijn. In de woestijn van Dejam, ver weg van de feeen rivier, de Sep, in een afgelegen, verwilderde feeen tempel lag een gevaarlijke trollensteen, de Evit. De feeen wisten niet of het een goede of slechte steen was. Sommigen geloofden dat het een goede steen was, terwijl anderen geloofden dat het een slechte steen was, en weer anderen geloofden dat de steen niet goed en niet slecht was. De steen doodde vele feeenpriesters en priesteressen. Niet velen durfden bij de steen te komen. Vanwege het grote gevaar van de steen werd de steen achter een gordijn geplaatst. Dit gordijn was paars, en paarse wachters stonden ervoor. Alleen hogepriesters en hogepriesteressen mochten nog bij de steen komen, maar zelfs dat ging niet altijd goed, en jaarlijks kwamen er nog verschillende hogepriesters en hogepriesteressen om, vanwege de grilligheid van de steen. Niemand kon de steen eigenlijk vertrouwen. De steen was als een onvoorspelbaar roofdier. De steen werd gehoorzaamt uit pure angst. Op een dag gebood de steen te worden geworpen in de feeen rivier, de Sep. De steen werd gedragen door zeven door de steen geselecteerde hogepriesters. Toen de steen in de feeen rivier, de Sep, werd geworpen, werden de zeven hogepriesters gedood door een straal komende vanuit de steen. De steen werd zacht en begon te veranderen in een zwarte wachter, die de rivier overzwom. De zwarte wachter was op weg naar de prins. Hij spande zijn zwarte boog, waar hij een zwarte pijl oplegde, en rende naar de schuilplaats van de prins, waar hij verborgen werd gehouden door feeen. De prins zat achter zijn schrijftafel. Plotseling was er een zwarte pijl op zijn neus gericht. 'Het sieraad, waar is het,' sprak de wachter met een trage en lage stem. Even werd de prins duizelig, en voelde alsof hij zou flauwvallen. 'Prins Jagerstouw, geef het sieraad direct hier,' sprak de wachter. De prins stond op, en liep naar een la waarin het sieraad was.

152 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication