en marcheerden gevaarlijk rond. Maar ze konden mij niet zien, omdat ik onzichtbaar was. De toverbeker was verdwenen, omdat de heks daarmee onder de grond was, maar het toverbordje dat altijd vol was stond daar, en ik nam ervan, en steeg op in de lucht. Hoever ik gekomen ben weet ik niet, maar ik was zo hoog waar nog geen mens ooit was gekomen. Hier kwam ik in een wereld waar de meest wonderlijke sprookjesfiguren waren. Zij vertelden mij dat uw zonen geheime sprookjes in zich droegen die nog nooit waren verteld. De betovering zou worden verbroken wanneer die sprookjes zouden worden verteld.’ Toen liet de koning de beste sprookjesvertellers van het land komen, om zoveel mogelijk sprookjes te verzamelen en te vertellen, maar er gebeurde niets. Toen liet de koning de bedelaar weer terugkomen, en vroeg hem waar onder de grond die lichtbron was. De koning zond toen tien lakeien met de bedelaar mee. De koning hoopte dat zijn lakeien de prinsen konden bevrijden. Maar de heks wachtte hen al op. In een lichtflits betoverde ze de lakeien in stenen wachters die de lichtbron moesten bewaken, maar de bedelaar zag de toverbeker staan, greep de beker en dronk ervan, terwijl hij nog dieper onder de grond kon reizen. Na een lange tijd kwam de bedelaar in een sprookjesrijk zo diep onder de grond waar geen mens ooit was geweest. Hoe diep het was, wist hij niet, maar er waren hier wonderlijke sprookjeswezens. Zij vertelden dat zij eens samenleefden met de sprookjeswereld boven de lucht, maar de heks had het rijk verscheurd. In de lichtbron verborg de heks sprookjes, en de twee sprookjeswerelden zouden weer bij elkaar komen als die verborgen sprookjes zouden worden verteld. Weer ging de bedelaar naar de koning, en weer liet de koning de beste sprookjesvertellers komen, en ook de beste sprookjesvertellers uit andere landen, maar er gebeurde weer niets. Maar toen kreeg de bedelaar een idee. Hij had nu immers zowel het toverbordje als de toverbeker. Met het toverbordje kon hij nu de toverbeker naar het rijk boven de lucht brengen, en dan zouden zij met de toverbeker naar het rijk onder de grond kunnen gaan. Vanaf die dag werd er heel wat heen en weer gereisd, en ze vertelden elkaar de wonderlijkste sprookjes. Niet lang daarna marcheerden de stenen lakeien en de wachters van de toren naar de dichtstbijzijnde stad, en begonnen de sprookjes te vertellen. Langzaam maar zeker verbrak de betovering, en de koning kon zijn dertig zonen en zijn tien lakeien weer in de armen nemen. Het Vogelbalkonnetje Er was eens een koning die een dochtertje had. Omdat hij niet wilde dat ze een verwend prinsesje zou worden liet hij haar opgroeien in een donkere diepe keuken om mee te helpen de grote beesten onder de grond te voeren. Maar het meisje verveelde zich vaak, en had het vaak koud. Op een dag klom het meisje door een buis boven het fornuis naar boven, en kwam boven op het kasteel terecht. Ze sloop door een torenraampje naar binnen, en zag daar een oude vrouw zitten achter een spinnenwiel en een weefraam. De oude
236 Online Touch Home